zoek  


Hoofdlijnen in het jaartallenoverzicht

kies jaartal



foto 889-1
Het gebied Lotharingen in de Middeleeuwen (wikipedia.org)
Hoofdlijnen 889-1175

Karolingisch en Lotharings Tiel
De oorsprong van de handelsnederzetting Tiel blijkt volgens de oudste schriftelijke bronnen te liggen in de negende eeuw. Oudere vermeldingen op de jaren 451 en 618 zijn afkomstig uit veel later geschreven kronieken en kunnen zonder meer als verdicht worden beschouwd. De oudste vermelding, die betrouwbaar is, dateert uit het jaar 889. Rond dat jaar is er sprake van een handelsgebied op de splitsing van Waal en Linge. In Midden Nederland waren na de verdrijving van de Noormannen lokale edellieden actief, die er hun eigen territoria opbouwden. De heer, die aan de wieg stond van het Middeleeuwse Tiel was Waltger, graaf in Teisterbant en Niftarlake (ten noordwesten van Utrecht). Aan zijn inspanning was het te danken, dat Tiel een klooster kreeg, toegewijd aan de heilige Walburgis. Tevens moet rond het jaar 900 ook de plaatselijke handel zijn opgebloeid. In 896 was er voor het eerst sprake van handelsrechten, die Utrechtenaren kregen te "Tiale".
De poging van Waltger om met Tiel als centrum een eigen machtspositie op te bouwen mislukte door de strijd, die Nederrijnse en Lotharingse vorsten in de tiende eeuw leverden tegen de Duitse koning Otto de Grote (936-973). De vorsten werden in 939 verslagen in de slag bij Andernach en hun bezittingen werden door de koning geconfisceerd. In Tiel werd het klooster van Sint-Walburg geschonken aan de bisschop van Utrecht, die er een kapittel vestigde van reguliere kanunniken. Dit waren hoge geestelijken, die tot een kloosterorde behoorden. Hun hoofd, de proost had het recht mee te stemmen bij de keuze van een bisschop van Utrecht. Na een plundering door de Noormannen in 1006 werd dit kapittel gevormd door wereldheren, geestelijken die niet meer tot een orde behoorden. Het kapittel had grote invloed op de kerken rond Tiel.
Intussen hieven de Duitse koningen en keizers tol bij Tiel. Bij die tol woonden op een strook land langs de Linge de plaatselijke kooplieden, van wie in 1018 een minder fraaie levensstijl wordt geschilderd. Contacten met Keulen en Engeland blijken uit de schriftelijke bronnen. Andere bronnen, zoals munten wijzen op handel richting Scandinavië. De handel had in de elfde en twaalfde eeuw te lijden van Hollandse concurrentie. Verzanding van de afsplitsing van de Linge deed de Tielse welvaart uit die eerste periode teniet. In 1174 blijkt de keizerlijke tol te zijn verplaatst naar Kaiserswerth. Daarmee kwam een einde aan de bloei van Tiel als internationale handelsplaats.
ga naar 889
-- Kalendarium van Tiel deel II - bladzijde 1 -- [4]

foto 1679-1
De kerk van Sint-Walburg
Hoofdlijnen 1175 -1260

Onder Brabants bestuur
Vanaf het midden van de twaalfde eeuw was de macht van de Duitse keizers in het Nederlandse gebied eigenlijk alleen nog in naam aanwezig. De feitelijke macht ter plaatse was overgenomen door plaatselijke graven en hertogen. Hoewel deze officieel leenmannen van de keizer waren, voerden zij een eigen en eventueel ook wel antikeizerlijke poiitiek. De plaatselijke heren voerden ook een bijna voortdurende strijd om uitbreiding en consolidatie van hun machtsgebied. Vooral in streken, waar de machtsgebieden elkaar raakten, was dat voor de bevolking niet erg aangenaam. Tiel was in zo'n streek gelegen.

Door het verdwijnen van de keizerlijke macht was in eerste instantie in de tiende eeuw nogal wat gebied aan de bisschop van Utrecht gekomen. Waarschijnlijk heeft hij het ook enige tijd in Tiel voor het zeggen gehad. Vanaf 1121 is de macht van de bisschop verminderd. Diverse vorsten knabbelden stukken van zijn bisdom af. Zo is vermoedelijk ook Tiel in handen geraakt van de hertogen van Brabant. Een andere mogelijkheid is, dat het al eerder Brabants was. Het kan namelijk ook al deel hebben uitgemaakt van het rechtstreekse bezit van de hertogen van Lotharingen, wiens titel de Brabantse hertog had overgenomen. Te bewijzen is noch het één noch het ander. Zeker is het, dat Tiel voor het eerst in 1196 als Brabants bezit wordt vermeld.

De hertog van Brabant hief bij Tiel tol op de Waal. Dat was de belangrijkste rivier bij Tiel geworden. De Lingeaftakking was in de late twaalfde eeuw grotendeels verzand. De tol was zeker een kwelling voor de steden van de andere grote heer in de omgeving, de graaf van Gelre. De Gelderse graven hadden hun bezit opgebouwd vanuit Wassenberg in het gebied ten oosten van het huidige Limburg. Al in de elfde eeuw hebben zij de Veluwe en een groot deel van de Betuwe in handen gekregen. Aan hun Betuwse bezit grensde dus het Brabantse Tiel.

De stad Tiel was langzamerhand meer een stad geworden, zoals er in Midden Nederland vele ontstonden. Wel was zij veel ouder dan de meeste van haar concurrenten, maar dat bleek alleen uit de hoeveelheid tolvrijheden, die de Tielenaren op diverse plaatsen hadden. De stad zelf was niet erg sterk, hetgeen blijkt uit de vele malen, dat zij in de loop van haar Brabantse tijd werd bezet en geplunderd. Juist door de nogal afgelegen positie, ver van de Brabantse hoofdstad Brussel, was Tiel een aanlokkelijk doelwit voor de Geldersen in de vele Gelders-Brabantse oorlogen, die werden gevoerd. Dat zal de stad geen goed hebben gedaan. Een ander restant uit de glorietijd van Tiel was het kapittel van Sint-Walburg. Vanuit de in Tiel gelegen kerk voerden de kanunniken het beheer over de kerken in de hele Tieler- en Bommelerwaard. Het zal de stad zeker enig aanzien hebben verleend.
Het is niet zeker, of de Brabantse hertogen Tiel afzonderlijk stadsrecht hebben verleend. Heel wel mogelijk is het, dat de stad rond 1185 tegelijk met 's Hertogenbosch stadsrecht heeft verkregen. Het stadsbestuur leek in vele opzichten op dat van andere steden uit die tijd. Twee burgemeesters en zeven schepenen voerden het bestuur. Ook een belangrijk deel van de rechtspraak werd door de richter van Tiel uitgeoefend.
ga naar 1175
-- Kalendarium van Tiel deel II - bladzijde 8 -- [30]

Hoofdlijnen 1261 -1312

De hertogen Hendrik IV, Jan I en Jan II
Het laatste deel van de dertiende eeuw was voor Tiel bepaald niet het gunstigste deel uit haar geschiedenis. Terwijl de graven Otto II (1229-1271) en Reinald I (1271-1326) van Gelre vaste voet hadden in de Nederbetuwe, de Tielerwaard en de Bommelerwaard, vormde de stad Tiel een Brabantse enclave in dit gebied. Zolang in de jaren 1260 de Gelderse graaf nog voogd was over de minderjarige hertog Hendrik lV van Brabant (1261-1267), was dat geen probleem. Maar toen deze vervangen was door zijn strijdvaardige broer Jan I (1267-1294), waren er diverse conflicten. In de jaren 1270-1274 was er kennelijk sprake van wat "grensincidenten", maar van 1283-1289 werd het land geteisterd door de Limburgse Successieoorlog. Met niets ontziend geweld werden de wederzijdse landen geplunderd en gebrandschat. De stad Tiel ging er vrijwel aan ten onder. Pas rond de eeuwwisseling wist ze zich te herstellen.
Moeilijk in jaartallen te vatten zoals de oorlogsgeschiedenis, maar niet minder belangrijk is de waterstaatkundige ontwikkeling in deze periode. Al in de twaalfde eeuw waren hier en daar dijken en dammen gelegd om de rivieren in Midden-Nederland te beheersen. Rond het midden van de dertiende eeuw werden zowel de Waal als de Linge bedijkt. Hierbij werd ook de toegang tot de Linge vanaf de Waal afgedamd. De Linge was al lang niet meer bevaarbaar en de toegang leverde alleen maar problemen op bij hoog water. Soms wordt voor deze afdamming het jaar 1268 genoemd, maar dit wordt niet door eigentijdse bronnen bevestigd. Dijken en dam waren in oorlogstijd natuurlijk extra kwetsbaar. Wie het water meende te kunnen gebruiken stak ze eenvoudig door. Voor het overige wordt over de stad weinig vermeld, hetgeen wijst op een slechts gering economisch belang in deze tijd.
ga naar 1261
-- Kalendarium van Tiel deel II - bladzijde 12 -- [46]

Hoofdlijnen 1312 -1339

Het einde van de Brabantse tijd
De positie van Tiel was in het begin van de veertiende eeuw niet rooskleurig. De stad was net de verwoesting van 1286 te boven en moest zich handhaven als voorpost van het hertogdom Brabant tegen het graafschap Gelre.
Het is opmerkelijk, dat in deze periode een conflict tot uitbarsting kwam tussen het kapittel van Sint-Walburg en de burgerij. Dergelijke conflicten kwamen in bijna alle steden voor, waar kapittels waren gevestigd. De kapittels bezaten meestal grond, die de stad in haar ontwikkeling belemmerde. Bovendien hadden de geestelijken aanzienlijke rechten op belastingheffing (de z.g. "tienden"), terwijl zij zelf van de stedelijke belastingen waren vrijgesteld. Op zich is het conflict in Tiel dan ook te vergelijken met dat in bijvoorbeeld Utrecht en Xanten. Maar verrassend is de snelheid, waarmee de kanunniken van Tiel de strijd opgaven. Zij lieten zich al in 1315 overhalen om naar Arnhem te verhuizen en in 1328 deden zij al hun wereldlijke bezittingen in Tiel van de hand. Wel bleef het kapittel van Sint-Walburg te Arnhem tot aan de reformatie de geestelijke supervisie houden over de parochies in het decanaat Tiel.
In 1332 brak de oorlog uit, die voor Tiel een definitieve wijziging zou brengen. Al na korte tijd werd de stad bezet door Gelderse troepen. Koning Filips VI van Frankrijk, die in deze periode nogal wat invloed had in de Lage Landen, stelde een ruil voor, die in 1339 zijn beslag kreeg. Tiel, Zandwijk en Heerewaarden werden bij die gelegenheid Gelders. Brabant heeft zich er in latere tijd ook nooit meer mee bemoeid. Voor Tiel was de wisseling van landsheer om die reden gunstig, al zou de stad ook in Gelre roerige tijden beleven!
ga naar 1312
-- Kalendarium van Tiel deel II - bladzijde 16 -- [62]

foto 1339-1
Hertogdom Gelre, detail van een kaart van Mercator, 1585 (stedelijkmuseumzwolle.nl)
Hoofdlijnen 1339 -1379

De strijd tussen Heeckerens en Bronkhorsten
Optimisten in Tiel hebben wellicht de overgang naar Gelre beschouwd als een welkom einde aan de voortdurende oorlogen, waarin de stad als speelbal tussen twee vorsten was beland. Het duurde echter niet lang, voor de Tielenaren in een Gelderse burgeroorlog partij werden. Twee groepen edelen, de Heeckerens en de Bronkhorsten betwistten elkaar de macht. Zij kregen vrij spel, toen in 1343 hertog Reinald II stierf. Opvolger was de tien jaar oude Reinald III. De jonge Reinald werd al in 1344 meerderjarig verklaard, maar bleek een slappeling in de handen van de adelspartijen, eerst van de Bronkhorsten, vervolgens van de Heeckerens (1347). Vanaf 1350 kwam zijn broer Eduard in actie met steun van de Bronkhorsten. Daarmee begon een burgeroorlog, die elf jaar zou duren. Tenslotte was Eduard de winnaar.
Na tien jaar rust braken er weer gevechten uit. Eduard en Reinald stierven kort na elkaar in 1371. Prompt ontbrandde een strijd tussen hun zuster Mechteld van Gelre en hun neef Willem van Gulik om de opvolging. Ook hierbij speelden natuurlijk de rivaliserende adelsfacties de hoofdrol, maar ook de steden lieten zich niet onbetuigd. Net als in de vorige periode koos Tiel ook nu de kant van de Bronkhorsten en in dit geval wilde dat zeggen: van Willem van Gulik. De gewelddadigheden van weerszijden lijken nog erger geweest te zijn dan tussen 1350 en 1361. Dieptepunt vormde de "Kwade Paasdag" van 1378. Met de overwinning van Willem van Gulik kwam er in 1379 een abrupt einde aan de strijd. Tiel had net als in 1350 de winnende kant gekozen. Voor de stad zelf kan hoogstens dat laatste, het kiezen van de winnende kant, een pluspunt van deze tijd zijn geweest. Het was behalve een oorlogstijd ook de tijd van de meest gruwelijke pestepidemie (1349-1350) en van andere rampen zoals de watersnood van 1342.
ga naar 1339
-- Kalendarium van Tiel deel III - bladzijde 1 -- [80]

foto 1379-1
De intocht van hertog Willem van Gulik in Nijmegen. Stichting Atlas Van Stolk, Rotterdam.
Hoofdlijnen 1379 -1423

De herstelperiode
Na de overwinning van Willem van Gulik in de Gelderse burgeroorlog kreeg de stad Tiel eindelijk een halve eeuw rust. Het werd mogelijk om de stad te gaan verfraaien en die uitdaging werd dan ook volop aanvaard. Met name werd er veel tijd gestoken in herstel en vergroting van de Sint-Maartenskerk. Deze werd tussen 1387 en 1412 verbouwd. Ook de Sint-Walburgskerk, die al tientallen jaren kapot was, werd in 1400 herbouwd. De stad begon iets van haar oude glorie te herwinnen. Financieel werd het herstel mogelijk gemaakt door de steun van de hertogen Willem I en Reinald IV. Deze gaven de stad rechten op accijnsheffing, waarbij overigens het dorp Zandwijk zijn autonomie verloren zag gaan.
De handel van de Tielse burgers kon weer profiteren van de oude voorrechten. Vanouds had de stad vrijdom op vele tollen en vrijheid van andere belastingen. Het gegeven, dat deze rechten in de late veertiende eeuw werden bevestigd, wijst op een herstel van de handel.
Natuurlijk kreeg Tiel wel degelijk ook zijn deel van de bijna vanzelfsprekende rampen, die elke middeleeuwse stad overkwamen: brand (1385, 1392 en 1420), ziekte (1419) en storm (1421). Het hoorde bij de onzekerheden van het middeleeuwse leven. Maar het ontbreken van de oorlogstoestand, die tussen 1283 en 1379 meer regel dan uitzondering was geweest, moet als een verademing zijn gevoeld.
ga naar 1379
-- Kalendarium van Tiel deel III - bladzijde 7 -- [106]

foto 3-1
Stamboom van de laatste hertogen van Gelre
Hoofdlijnen 1423 -1465

Hertog Arnold
De voortdurende conflicten tussen edelen en partijen in de veertiende eeuw hadden in Gelre één positief gevolg gehad, namelijk een grotere invloed van de steden op het landsbestuur. Daarbij traden vooral de vier grote steden Nijmegen, Roermond, Zutphen en Arnhem op de voorgrond. Al in 1418 hadden steden en ridderschap van Gelre afgesproken dat zij bij het (te verwachten) kinderloos overlijden van hertog Reinald IV zelf zouden bepalen wie de opvolger werd. Zo gebeurde het ook. In Nijmegen werd in 1423 besloten de achterneef van Reinald, de dertienjarige Arnold van Egmond, als hertog te aanvaarden. Deze keuze werd echter niet voetstoots erkend door de concurrenten van Arnold. In 1425 wist Adolf van Berg als hertogspretendent de steun te verwerven van de leenheer, Rooms-koning Sigismund. Nooit verwierf Arnold de benodigde keizerlijke erkenning. Met tussenpozen moest hij twintig jaar strijd voeren tegen zijn concurrent. Daarnaast had de Gelderse hertog van meet af aan een slechte hand van partijkiezen in de vele conflicten in en rond Gelre. Tweemaal, van 1423-1429 en in 1456 steunde hij de verliezende kandidaat voor de Utrechtse bisschopszetel. En ten opzichte van de machtigste vorst in de omgeving, de Bourgondische hertog Filips de Goede (1419-1467) manoeuvreerde hij ronduit klungelig. Vanaf 1450 had Arnold de veel machtiger Bourgondiër permanent als vijand.
Ondertussen was ook de binnenlandse steun voor de hertog veel kleiner dan de eenstemmige keuze te denken had gegeven. Meestal was het geldgebrek van de hertog de aanleiding tot grotere en kleinere conflicten met de steden. Vooral Nijmegen verkeerde spoedig in vrijwel voortdurende onmin met de landsheer. De rol van de stad Tiel in deze jaren is niet altijd duidelijk. Aangezien de stad in meerdere opzichten van Nijmegen afhankelijk was, mag worden aangenomen dat ook hier de hertog niet populair was.
In 1450 kwam de gedachte op om Arnold, die zijn hertogdom meer schade dan voordeel bezorgde, te vervangen door zijn zoon Adolf. Dat bracht een regelmatig conflict tussen vader en zoon voort. Hoewel er meerdere verzoeningen plaats vonden, liep de hele zaak uit op een climax in de nacht van 9 op 10 januari 1465: Adolf nam zijn vader verraderlijk gevangen en nam de macht in Gelre over.
ga naar 1423
-- Kalendarium van Tiel deel III - bladzijde 13 -- [143]

foto 1465-1
De gevangenneming van hertog Arnold van Gelre. Stichting Atlas Van Stolk Rotterdam.
Hoofdlijnen 1465-1473

Tegen de Bourgondische dreiging
De massale steun, die Adolf van Egmond had genoten, toen hij zijn vader Arnold aan de kant schoof, maakte spoedig plaats voor afkeer. Sommigen, zoals Willem van Egmond, Arnolds broer, en hertog Johan van Kleef, kozen van meet af aan partij tegen de verraderlijke zoon. Maar lastiger voor Adolf werd de houding van de Bourgondiërs. Karel de Stoute, die eerst als regent, later als hertog (1467-1477) de Bourgondische landen bestuurde, hoopte door het vissen in troebel water zijn macht in Gelre te vergroten. Het kwam hem dan ook eigenlijk goed uit, dat Adolf de Gelderse zelfstandigheid wilde verdedigen tegen de Bourgondische macht. In feite werd er in de jaren 1465-1471 in Gelre een burgeroorlog uitgevochten. In oktober 1470 reisde Adolf naar het Bourgondische hof om begrip te zoeken. Allereerst eiste Karel de Stoute de vrijlating van de oude hertog Arnold. Nadat die had plaatsgevonden in februari 1471, werd Adolf door Karel gevangen gezet. In het voorjaar van 1471 wilde Arnold de regering opnieuw aanvaarden, maar behalve Grave erkende geen enkele stad hem. Arnold moest nu zijn heil zoeken bij de Bourgondiërs. Daarvoor in ruil verpandde hij op 7 december 1472 het hele hertogdom aan Karel de Stoute en benoemde hij hem tot opvolger. Daardoor ontstond de onzekere toestand, die tot 1543 zou duren, waarin slechts door oorlogsgeweld één van de partijen het beheer over Gelre kon verwerven.
ga naar 1465
-- Kalendarium van Tiel deel III - bladzijde 22 -- [191]

foto 1473-1
Karel de Stoute
Hoofdlijnen 1473 -1477

Karel de Stoute
Van 1465 tot 1471 leverde hertog Arnold van Gelre een felle strijd met zijn zoon Adolf om de macht in het hertogdom. Arnold kon deze strijd alleen maar winnen door de hulp in te roepen van zijn machtige buurman Karel de Stoute, hertog van Bourgondië en intussen heer over een groot deel van de Nederlanden (Holland, Brabant, Vlaanderen). In ruil voor die steun moest Arnold beloven, dat bij zijn dood het hertogdom Gelre aan Karel zou komen. Aldus gebeurde. Toen Arnold in 1473 overleed, kwam Gelre onder het Bourgondisch bewind. In eerste instantie weigerden de Geldersen het bestuur van Karel te aanvaarden. In juni, juli en augustus 1473 voerde deze echter een korte snelle veldtocht uit, waarbij hij het hertogdom onderwierp. Het werd daarna vooral als wingewest behandeld, hetgeen bijvoorbeeld bleek uit een door Karel opgelegde oorlogsschatting van 80.000 Rijnse guldens aan het Kwartier van Nijmegen.
Karel de Stoute was bezig een nieuw koninkrijk op de bouwen tussen Frankrijk en Duitsland in, met de Nederlanden en Bourgondië als kerngebied. Een bijna voortdurende oorlog met de Franse koning Lodewijk XI was het gevolg van deze ambitie. Het land van Karel werd daarom zwaar belast. In Gelre, waar men de Bourgondiërs in feite als vreemdelingen beschouwde, was er duidelijk sprake van onwil. Maar tot een regelrechte opstand tegen het bestuur van Karel de Stoute is het niet meer gekomen. Wel werd de betaling van de bovengenoemde oorlogsschatting zodanig vertraagd, dat de som nooit geheel is betaald. In het jaar 1476 benaderden steden elkaar steeds meer om samen de schattingsgelden aan de hertog te weigeren.
Aan de Bourgondische heerschappij kwam in eerste instantie een einde, toen Karel de Stoute op 5 januari 1477 sneuvelde bij Nancy.
In Tiel was het systeem van de buurspraken in zwang, waarbij het stadsbestuur de burgers bijeenriep om belangrijke berichten mee te delen en besluiten te nemen. Daardoor is een goed inzicht mogelijk in het doen en denken van de burgerij in deze onrustige periode.
ga naar 1473
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 1 -- [219]

foto 1477-1
Historieprent, die het vinden van het lichaam van de dode Karel de Stoute afbeeldt. Stichting Atlas van Stolk, Rotterdam.
Hoofdlijnen 1477 -1492

Het tijdvak, dat begon met de dood van Karel de Stoute en eindigde met de aankomst in Gelre van hertog Karel van Egmond, duurde vijftien jaar. Het was een periode, waarin onduidelijk was aan wie het hertogdom eigenlijk zou toebehoren. In feite ging het om de leden van twee families.
Van 1423-1473 had de familie Van Egmond het hertogdom bestuurd en omwille van de zelfstandigheid steunden de meeste steden van Gelre de pretendenten uit die familie.
In de eerste maanden van 1477 ging dat om hertog Adolf, die al van 1465-1471 hertog was geweest. Deze sneuvelde echter al in juni 1477. Daarna was de zoon van Adolf, Karel van Egmond, de aangewezen opvolger. Hij was echter pas tien jaar oud en bovendien werd hij vastgehouden aan het hof van zijn rivale Maria van Bourgondië. Hij bevond zich al sinds 1473 aan het Bourgondische hof en ondanks Gelderse verzoeken mocht hij daar niet vertrekken. Maria was als dochter van Karel de Stoute de tegenstandster van de familie Van Egmond. Zij trouwde in augustus 1477 met Maximiliaan van Habsburg, die vanaf toen eerst namens zijn vrouw Maria en sinds 1482 namens zijn zoon Filips de Bourgondische belangen verdedigde. Tot 1479 was hij druk met de strijd tegen de Fransen, daarna kon hij zijn aandacht ook naar het noorden, dus onder andere Gelre richten. Een en ander had tot gevolg, dat hij in 1481 de opstandige steden met geweld tot andere gedachten kon brengen.
De vrede tussen Gelre en Maximiliaan was dus niet van harte tot stand gekomen. Toch bleef de stad Tiel de overheerser trouw tot 1488. Dat betekende tot 1483 hulp tegen hertog Johan II van Kleef, die de Veluwe bezet hield, en tegen de stad Utrecht, die zich verzette tegen haar bisschop-landsheer David van Bourgondië. Met de Utrechtenaren werd in oktober 1483 vrede gesloten en met de hertog van Kleef in december 1483. Minder gewillig waren de steden van Gelre bij het betalen van de in 1481 door Maximiliaan opgelegde schatting. Hiervan werd maar weinig betaald. Omdat deze volop andere problemen had, was hij niet in staat om het gewest op andere gedachten te brengen.
Nadat Karel van Egmond in 1487 in Franse handen was geraakt, kon men in Gelre weer hopen op een eigen onafhankelijk heer. De Fransen zouden in tegenstelling tot de Habsburgers wel bereid zijn de jonge Gelderse hertog tegen gerede betaling naar Gelre te laten terugkeren. Hoewel de Franse koning Karel VIII graag Maximiliaan wilde dwarszitten, vroeg hij toch een fors bedrag. Hoe graag de Gelderse steden en heren van het Bourgondisch-Habsburgse juk wilden worden bevrijd, blijkt uit het feit, dat zij tenslotte 80.000 goudguldens opbrachten. Door het arriveren van Karel in Roermond op 25 maart 1492 kwam een einde aan de tweede
vreemde overheersing van het gewest.
ga naar 1477
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 6 -- [246]

Hoofdlijnen 1492 -1505

Hertog Karel van Gelre
Met de langverwachte aankomst van hertog Karel van Gelre in de stad Roermond in het Gelderse Overkwartier kreeg het Hertogdom Gelre weliswaar zijn lang gemiste vrijheid terug, maar zeker niet zijn rust. Keizer Maximiliaan bleef nog altijd de titel "Hertog van Gelre" voeren en hij was bepaald niet van zins ook maar iets toe te geven. Dat betekende het begin van een lange reeks oorlogen. Steden als Tiel speelden daarin een belangrijke rol. Als steunpunten, om aanvallen in te zetten of af te slaan. Maar ook als leveranciers van geld, soldaten en wapens. En in geval van vrede of wapenstilstand als mogelijk onderpand, om de wederpartij te dwingen de vrede te handhaven. Een weinig plezierige situatie! De eerste jaren werden gekenmerkt door strijd, maar Midden-Nederland werd ook nog eens getroffen door een pestepidemie. Toch was het opvallend, dat de burgers van de stad Tiel steeds opnieuw hun trouw aan hertog Karel betuigden. In tegenstelling tot de jaren voor 1492,
toen verzoeken om geld en mannen zoveel mogelijk werden getraineerd, bracht men nu de bedragen steeds op en gaf daarbij te kennen, hoezeer men de landsheer "hulp, troost en bijstand" wilde verlenen. Die bereidwilligheid nam met de jaren evenwel af. Tegen het jaar 1500 waren de lasten zo hoog geworden, dat de burgers van Tiel regelmatig achter waren met de betaling. Intussen was er ook vrede gesloten en een bijna logisch gevolg hiervan was, dat de werken ter bevordering van de stadsverdediging werden verwaarloosd.
Toch was het geen militaire verovering, waardoor Tiel in Habsburgse handen viel. In 1505 werd Karel van Gelre verrassend snel verslagen door Filips de Schone. Een verdrag bracht Tiel als onderpand in het bezit van de vijand.
De oorlogstoestand bracht Tiel economisch in de verdrukking. Er zijn diverse tekenen voor een geringe economische activiteit gedurende de hele regering van Karel van Gelre. Zelfs het aantal inwoners van Tiel lijkt te zijn afgenomen, daarop wijst bijvoorbeeld het geringere aantal gerechtelijke akten. Pas na 1543 trad op dat punt een herstel in.
ga naar 1492
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 18 -- [310]

Hoofdlijnen 1505 -1512

Onder Habsburgs gezag
Nadat Tiel in 1505 conform een overeenkomst tijdelijk als onderpand aan Habsburg was afgestaan, zou de stad langer dan verwacht buiten de macht van Karel van Gelre blijven. In de jaren, die volgden, ontspon zich een diplomatiek geharrewar ten aanzien van de vraag, of en wanneer de stad teruggegeven zou worden. Van Habsburgse kant wees men er telkens weer op, dat Karel van Gelre zich niet aan de afspraken hield, wat objectief gezien juist was. De Geldersen eisten steeds opnieuw de stad op, omdat die veel langer dan de afgesproken zes maanden bezet werd gehouden.
De inwoners van Tiel hebben de Habsburgse bestuurders zeker als bezetters beschouwd. Dat gaven zij eigenlijk al in januari 1506 te kennen door Karel als de door hen verlangde vorst te betitelen. Het is dan ook begrijpelijk, dat van Habsburgse kant weinig werd overgelaten van de ruimte, die het Tielse stadsbestuur had tot zelfstandig handelen. Zo werden er vanaf februari 1508 in Tiel geen buurspraken meer gehouden.
ga naar 1505
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 26 -- [347]

foto 1513-1
De Westluidense Poort en de Collartswal
Hoofdlijnen 1513 -1528

Karel van Gelre's laatste oorlogen
Door de terugkeer van Tiel onder het gezag van Karel van Gelre ging de stad weer een rol spelen in diens laatste oorlogen om het behoud van de zelfstandigheid van Gelre. De belangrijkste man in Tiel was in de jaren, die volgden, Hendrik Kollart van Lienden, Karels militaire bevelhebber te Tiel. Onder zijn leiding werden de wallen van Tiel verder versterkt. De wal bij de Hucht heette nog tot in de negentiende eeuw Collartswal. Hendrik Kollart legde namens zijn heer grote druk op de burgerij. In 1520 dreigde hij zelfs met geweld, indien de burgers niet bereid waren de accijnzen te verhogen om de vestingwerken te kunnen betalen. Aan het bolwerken van de stad Tiel betaalden de Betuwe, de Tielerwaard en het Land van Maas en Waal mee, getuige het vrijstellen van betaling voor de kloosters te Wamel, Zennewijnen en Winssen.
Na de terugkeer onder Gelders gezag had Karel een aantal magistraatsleden, die met de Habsburgers hadden samengewerkt, aan de kant geschoven. De magistraat was derhalve wel geneigd om de hertog terwille te zijn. De burgers pleegden in de buurspraak nogal eens verzet.
Toch zouden Kollart en het Tielse stadsbestuur gelijk krijgen! Juist voor het einde van de oorlog sloegen Habsburgse troepen in 1528 het beleg voor Tiel. De stad bleek genoegzaam beschermd en de keizerlijke troepen moesten in augustus onverrichterzake vertrekken.
ga naar 1513
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 30 -- [357]

Hoofdlijnen 1529 -1538

Nadat de vrede in 1528 was gesloten, had het stadsbestuur van Tiel twee zorgen:
De verdedigingswerken hadden door de belegering van 1528 natuurlijk geleden en moesten op de oude sterkte worden gebracht. Hiervoor hadden de burgers in vredestijd niet al teveel animo. Bovendien bleek de gebolwerkte wal tot misbruik te leiden. Op de aarden wallen groeide gras en het was aantrekkelijk daar allerlei soorten vee op te laten grazen. Dat bevorderde de kwaliteit niet.
Het tweede probleem was de handel. Al sinds het begin van de eeuw lag de stad Tiel regelmatig overhoop met de hertog van Kleef, die een deel van de tollen op de Rijn beheerste. Kennelijk had deze ook nog van de oorlogstoestand misbruik gemaakt en de Tielenaren bij zijn tol in Lobith laten betalen. Pas in 1534 kreeg de stad Tiel daar haar tolvrijheid terug. Eveneens over tolvrijheid ging een conflict met de heer van Batenburg.
In het midden van de jaren dertig werd duidelijk, dat de bepaling in de Vrede van Gorinchem in werking zou gaan treden, die Karel V tot opvolger van Karel van Gelre verklaarde bij diens kinderloos overlijden. Karel van Gelre wenste zich niet aan die bepaling te houden en wilde koning Frans I van Frankrijk zijn hertogdom nalaten. Daartegen verzetten de Gelderse steden onder leiding van Nijmegen zich echter fel. Zij gaven de voorkeur aan de goede buur Kleef boven de verre vriend Frankrijk.
ga naar 1529
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 38 -- [400]

foto 1538-1
Hertog Willem de Rijke van Kleef (1516-1593). Museum van Kleef.
Hoofdlijnen 1538 -1543

Willem van Kleef
Bij de dood van Karel van Gelre in 1538 werd Willem van Kleef opvolger als hertog van Gelre. Daarmee begon de doodsstrijd van het hertogdom. Achteraf bezien lijkt het vreemd, dat men zich in Gelre de illusie maakte uit handen van Karel V te blijven. Toch moet men zich realiseren, dat het al sinds 1492 was gelukt min of meer zelfstandig te blijven. Bovendien leek de Kleefs-Guliks-Gelderse "Groszstaat" sterk genoeg om zich met behulp van bondgenoten te handhaven. Willem van Kleef zocht eerst in 1540 zijn heil bij koning Hendrik VIII van Engeland, aan wie hij zijn zuster Anna uithuwelijkte. Na het stranden van dit bondgenootschap richtte hij zich weer op Frankrijk. Toen Karel V echter in 1542 eindelijk tijd had om zich met de Gelderse kwestie te gaan bemoeien, was het snel gebeurd met de Kleefse ambities. Bij Venlo moest Willem van Kleef een knieval maken voor Karel V en hem Gelre afstaan. Willem van Kleef was niet uit hetzelfde hout gesneden als Karel van Gelre, die na de knieval van Rozendaal in 1505 weer fanatiek doorvocht. Vanaf 1543 was Gelre definitief in Habsburgse handen.
ga naar 1538
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 41 -- [416]

foto 1543-1
Keizer Karel V als wereldheerser. Schilderij van P.P. Rubens in de Salzburger Residenzgalerie.
Hoofdlijnen 1543 -1555

De tijd van Karel V
Met keizer Karel V kreeg Gelre (of zoals men steeds meer ging zeggen Gelderland) een landsheer, die zich nauwelijks in het gewest zou vertonen. Die trouwens ook dikwijls buiten de Nederlanden verbleef. Hij liet zich in Brussel vertegenwoordigen door zijn zuster, de landvoogdes Maria van Hongarije. In Arnhem werd de hoogste functionaris de stadhouder. Onder het Spaanse bestuur waren de achtereenvolgende Stadhouders:
- René van Chalons, Prins van Oranje (1543-1544)
- Philippe de Lalaing, Graaf van Hoogstraten (1544-1555)
- Philippe de Montmorency, Graaf van Horne (1555-1559)
- Karel van Brimeu, Graaf van Megen (1560-1572)
- Gilles de Berlaymont, Heer van Hierges (1572-1577)
Het dagelijks bestuur over Gelderland werd uitgeoefend door een kanselier en een aantal raden, die spoedig het Hof van Gelderland werden genoemd. Voor wat Tiel betreft: de magistraat van de stad werd geheel benoemd door de ambtman van Neder-Betuwe, Clais Vijgh. Deze werd aldus een klein dictatortje in de stad. De inspraak van de burgerij door middel van de buurspraken kwam te vervallen. Het is duidelijk, dat op deze wijze de afstand tussen magistraat en bevolking groeide. Conflicten konden niet uitblijven. Intussen was het de bedoeling van keizer Karel V om het bestuur over de Nederlanden te centraliseren. Met zachte hand, maar desnoods harder, werd gewerkt aan het verdwijnen van de middeleeuwse voorrechten van steden en gewesten.
ga naar 1543
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 44 -- [426]

foto 1555-1
De overdracht van de regering door Karel V aan Filips II, 1555. Stichting Atlas Van Stolk, Rotterdam.
Hoofdlijnen 1555 -1566

De tijd van Filips II
Na het aftreden van keizer Karel V begon de spanning in de Nederlanden toe te nemen. De centralisatiepolitiek kreeg steeds meer weerstand en de bemoeienis van koning Filips II met de regels op godsdienstig gebied zette veel kwaad bloed. Ook andere, buiten de invloed van de koning liggende, oorzaken zorgden voor grote onrust. Zo heerste in 1557 hongersnood en pest. Een zware zuidwesterstorm richtte op 11 januari 1558 grote schade aan in het hele land. In Tiel bleef geen huis onbeschadigd.
Toch valt het op, dat in de stad Tiel de beginjaren zestig niet de indruk wekken van een stad aan de vooravond van een oorlog. Integendeel: er werd voortvarend begonnen aan herstel en verfraaiing van de Sint-Maartenskerk, de Latijnse school kreeg nieuwbouw en het weeshuis werd gesticht. Het beginnend verzet tegen de koning speelde zich deels af buiten het zicht van de Tielenaren. Ambtman Clais Vijgh en diens zoon Diederik bleven als vanouds kleine onafhankelijke potentaatjes, waardoor af en toe conflicten met het Hof van Gelderland te Arnhem ontstonden. Maar de kiem voor de Nederlandse opstand werd zeker niet in Tiel gelegd.
ga naar 1555
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 49 -- [451]

Hoofdlijnen 1566 -1572

Beeldenstorm en oorlog
Landelijk gezien was 1566 een roerig jaar. Op 5 april boden in Brussel de edelen een smeekschrift aan de landvoogdes Margaretha van Parma aan, waarin onder andere werd gevraagd om verlichting van de plakkaten tegen de ketters. Vier dagen later namen de eerste edelen de naam "geuzen" aan, oorspronkelijk een spotwoord (gueux = bedelaarl). Op 10 augustus begon in het Zuid-Vlaamse Steenvoorde de Beeldenstorm, die als een vloedgolf in noordelijke richting kwam. In Tiel kwam het niet tot een beeldenstorm; in oktober sneuvelde slechts het hoofd van een beeld, dat voor het Sint-Agnietenklooster stond. Wel waren er in oktober 1566 ernstige onlusten rond de toelating van een calvinistische predikant. Alleen door enigszins toe te geven kon het stadsbestuur de gemoederen weer tot bedaren brengen.
De wraak van koning Filips II kwam in de persoon van de hertog van Alva, die op 22 augustus 1567 zijn intocht deed in Brussel met de opdracht alle rebellen te straffen. Spoedig volgde hij Margaretha op als landvoogd. In september werd de Raad van Beroerten ingesteld met de taak de onlusten te onderzoeken en de schuldigen te straffen. Rond 1100 doodvonnissen werden voltrokken en 9000 personen verloren hun bezit.
De geuzen reageerden met gewapend verzet. De krijgsbenden van Hendrik van Brederode maakten Gelderland en Utrecht onveilig, hetgeen ook de zusters van het klooster Westroyen zouden ondervinden. In april 1568 begon met de inval van een tweetal legertjes van Willem van Oranje de zogenaamde Tachtigjarige Oorlog. In feite werd de prins snel verslagen en duurde het nog vier jaar voor de opstand werkelijk succes boekte. Intussen konden Alva en de Raad van Beroerten de koninklijke wraak voltrekken.
ga naar 1566
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 54 -- [475]

Hoofdlijnen 1572 -1578

Spaans bruggenhoofd
Op 1 april 1572 veranderde door de inname van Brielle het gehele beeld van de opstand. Het gevaar voor de Spanjaarden kwam ineens niet meer uit het zuiden en oosten, maar uit het westen. Vanaf de overgang van Enkhuizen op 21 mei begon een groot aantal steden de opstand te steunen. Zij verklaarden zich trouw aan de Prins van Oranje, die de officiële leiding van de opstandige gewesten kreeg. De opstand kwam snel in de richting van Tiel door de overgang van de steden Gorinchem, Zaltbommel en Buren. Ondanks de herhaalde verzoeken van de stadhouder van Gelderland, Gilles van Berlaymont, bleef de burgerij van Tiel halsstarrig weigeren een Spaans garnizoen op te nemen. Dat kwam pas begin november. Waalse soldaten onder leiding van gouverneur Andries van Anderlecht bezetten toen de stad. De angst van de burgerij werd snel bewaarheid: de soldaten werden niet betaald en leefden in feite op kosten van de stad. Militair was Van Anderlecht wel zeer succesvol. Hij wist diverse overvallen op de stad Tiel af te slaan. Bovendien maakten zijn soldaten vanuit Tiel de Waal onveilig. De Spaanse gouverneur werd daarbij gehinderd door de ambtman van Neder-Betuwe, Clais Vijgh, die met de Prins van Oranje sympathiseerde. Niettemin was Tiel bij het vertrek van Andries van Anderlecht begin 1575 nog steeds vast in Spaanse handen.
Pas het jaar 1576 bracht verandering in de toestand. Plunderingen door Spaanse soldaten brachten toenadering tussen de opstandige en koningstrouwe gewesten. Op 8 november werd te Gent een Pacificatie gesloten, waarbij Gelderland zich op 10 december aansloot. Hiermee eindigde vooralsnog de oorlogstoestand. Voor Tiel was dat een uitkomst, want de stad had door haar frontpositie zwaar geleden. Handel was vrijwel onmogelijk geweest en de kosten van het Spaanse garnizoen waren volledig ten laste van de burgers gekomen. De stad bleef ook na de Pacificatie trouw aan de katholieke godsdienst.
In 1578 kreeg Gelderland Jan van Nassau, de broer van Willem van Oranje, als stadhouder. Onder zijn leiding was een sterke bevoorrechting van het calvinisme te verwachten. En dat gebeurde ook: in het najaar van 1578 begon in feite de hervorming. Inleiding hiertoe was de dood van Clais Vijgh, die 35 jaar de feitelijke machthebber in Tiel was geweest.
ga naar 1572
-- Kalendarium van Tiel deel IV - bladzijde 58 -- [486]

foto 1579-1
Willem van Oranje (Rijksmuseum Amsterdam).
Hoofdlijnen 1579 -1648

Tiel stelde zich in 1578 onder bewind van de Prins van Oranje en zijn broer Jan van Nassau, Stadhouder van Gelre,want de stad had veel te lijden gehad van de Spaanse troepen. De stadhouder gaf Dirck Vijgh, heer van Zoelen en ambtman van de Neder-Betuwe en de Tielerwaard last om krijgsvolk aan te nemen en om de stad in staat van verdediging te brengen. Parma, de Spaanse opponent, nam alle listen te baat om de stad te veroveren in verband met de strategische ligging. Hij slaagde daar echter niet in, ook niet door de heer van Zoelen - die de Spanjaarden veel last bezorgde - om te kopen.

Dirck Vijgh, met bijnaam 'De Koning van Tiel', was de tweede zoon van Claes Vijgh, ambtman van de Neder-Betuwe en schout van Tiel. Hij werd in 1532 in Tiel geboren, werd schepen op 24 jarige leeftijd en volgde zijn vader in 1578 op als ambtman. In 1566 trouwde hij met Heilwich van Rossem die door het overlijden van haar vader de heerlijkheid Zoelen erfde. Vijgh leek een enkele keer op het punt te staan de kant van Spanje te kiezen, waarbij van zijn zijde voorwaarden gesteld werden die door Parma aanvaard werden. Tot een definitief overlopen naar de vijand is het nooit gekomen. In 1581 werd hij gevangen genomen door Spaanse soldaten, met als reden dat hij verzet gepleegd zou hebben tegen de soldaten die schattingen kwamen uitvoeren. Hij wist met hulp van het Hof van Gelre te ontvluchten uit de herberg waar hij gevangen gehouden werd: overlopen naar Spanje was nadien niet meer aan de orde. Hij is waarschijnlijk in 1615 overleden

De hertog van Parma, in 1578 door Filips II als landvoogd aangesteld, veroverde een gedeelte van het opstandige gebied terug. Zijn tegenspeler was de hertog van Anjou, die na het afzweren van Filips II (1581), op initiatief van Willem van Oranje de soevereiniteit over de Nederlanden aangeboden kreeg. Gelderland verkeerde in de jaren tachtig in een deplorabele staat als gevolg van de legering van allerlei krijgsvolk. Stadhouder en het Hof drongen er bij de Raad van State op aan hieraan een einde te maken. Vooral het volk van Willem van Angeren maakte zich schuldig aan het uitzuigen van de Betuwe en wel zo erg dat van daar geen 'generale middelen en contributies' meer van verlangd konden worden. Ook Engelse troepen veroorzaakten veel ellende en waren een ware plaag voor de streek waar zij hun onderkomen hadden. De staat waarin Gelderland zich bevond was zo deplorabel dat men overwoog de munt te devalueren.
Soldaten werden zeer onregelmatig betaald, maar ook schoolmeesters en predikanten klaagden steen en been over het uitblijven van de betaling van hun salarissen.
In 1584 stierven Anjou en Willem van Oranje kort na elkaar, de laatste op 10 juli door moordenaarshand. Daarna probeerden de Staten-Generaal en de afzonderlijke gewestelijke Staten naarstig een nieuwe vorst te vinden. Op 20 september 1584 namen de Staten van Gelderland een resolutie aan waarbij zij de koning van Frankrijk als heer van het vorstendom Gelre en het Graafschap Zutphen wilden aannemen.
Op 29 december vertrok een delegatie van gezanten naar Frankrijk. Op 3 april 1585 werd gemeld dat de onderhandelingen waren afgesprongen. Men wendde zich nu tot de koningin van Engeland. Na de dood van Anjou hadden de Staten-Generaal de soevereiniteit over de opstandige gewesten aangeboden aan de Engelse koningin Elisabeth. Zij wilde deze niet rechtstreeks aanvaarden, maar stuurde wel de hertog van Leicester met een leger om de strijd tegen Spanje te steunen. Leicester verbood de handel met de vijand, waardoor zijn relatie met de Staten van Holland ernstig verslechterde, omdat de handel op Spanje onontbeerlijk was voor het financieren van de oorlog in de Lage Landen. Het Hof van Gelre vond echter dat deze handel egoïstische trekjes had en viel de Graaf van Leicester bij: zij stuurde een missive aan alle steden waarin gelast werd alle rivieren te sluiten en de uitvoer van proviand en paarden te staken. In 1587 verliet Leicester de Nederlanden weer, het land in een wanhopige situatie achter latend. In 1588 werd echter de Armada, een Spaanse vloot, door de Engelsen gesteund door een paar Zeeuwse schepen in het Kanaal verslagen. Parma moest nu zijn aandacht richten op Frankrijk en Prins Maurits boekte grote militaire successen. Daarop besloten de Staten-Generaal niet langer te zoeken naar een soeverein. De soevereine macht over de gewesten, die vroeger berustte bij de hertog of graaf (en dus tot 1581 bij de Spaanse koning Filips II) viel toe aan de Staten van de verschillende gewesten. De opstandige gewesten werden aldus een statenbond van zeven onafhankelijke republiekjes.
Deze werkten samen door overleg in de Staten-Generaal. Meestal wordt deze statenbond betiteld als de 'Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden'.

Na de herovering van Nijmegen in 1591 werd het in de Betuwe iets rustiger. Wel bleef Tiel nog lang in de buurt van de frontlijn liggen, omdat 's-Hertogenbosch nog tot 1629 in Spaanse handen was. Tweemaal werd geprobeerd om Tiel door verraad weer aan Spaanse kant te krijgen, maar beide malen mislukte dat. Het Twaalfjarig Bestand werd op 9 april 1609 in Antwerpen overeengekomen. Spanje verklaarde de republiek soeverein en de partijen behielden wat ze op dat moment bezaten. De godsdienst en de vaart op Indië beletten het sluiten van een echte vrede. Bovendien was de verovering van de zuidelijke Nederlanden niet in het belang van de Hollandse kooplieden.

Op het concilie van Trente in 1563 (paus Gregorius XIII) was besloten een kalenderhervorming door te voeren, omdat de tot dan in gebruik zijnde Juliaanse kalender bijna tien dagen op het zonnejaar was gaan achterlopen, waardoor het begin van de lente (belangrijk voor het berekenen van de dag waarop Pasen valt) niet meer samenviel met de lente-evening (dag en nacht zijn dan even lang). Men wilde het ontstane verschil inhalen maar ook de toekomst regelen om te vermijden dat hetzelfde nog eens voor zou komen. Het eerste werd bereikt door na 4 oktober 1582 tien dagen over te slaan: na 4 oktober werd het 15 oktober. Verder werden voortaan alleen eeuwjaren schrikkeljaren als de eerste twee cijfers door 4 deelbaar zouden zijn: 1600 was een schrikkeljaar: 1700, 1800 en 1900 niet: 2000 weer wel. Door deze maatregelen zou het pas in het jaar 4915 nodig zijn één dag over te slaan.

De Nederlandse gewesten gingen niet direct en allemaal tegelijk over op de nieuwe Gregoriaanse kalender. De Staten-Generaal met Holland en Zeeland liepen voorop: na 14 december 1582 volgde 25 december 1582. Pas in 1700 volgde Gelderland (na 30 juni werd het 12 juli 1700). In de Republiek werden gedurende de hele 17e eeuw twee verschillende kalenders gebruikt. Aan de datum van akten en brieven werd daarom vaak toegevoegd 'O.S.' (oude stijl, Juliaanse kalender) of 'N.S.' (nieuwe stijl) of 'S.N.' (stilonovo). De in het kalendarium tot 30 juni 1700 vermelde data zijn data 'O.S.', omdat in Tiel de oude stijl tot 1700 werd gevolgd.
ga naar 1579
-- Kalendarium van Tiel deel Va - bladzijde 1 -- [514]

foto 1648-1
Afkondiging van de Vrede van Münster, 16 mei 1648.
Stichting Atlas Van Stolk, Rotterdam.
Hoofdlijnen 1648 -1672

Op 15 mei 1648 wordt in het raadhuis van Munster de vrede gesloten waardoor er een einde komt aan de Tachtigjarige Oorlog. Op 5 juni wordt de Vrede van Munster officieel afgekondigd in de Nederlandse steden. Van de massale volksfeesten die in veel steden worden gehouden, is in Tiel niet veel te merken.

De vrede heeft gevolgen voor de relatie tussen de de stadhouder en de regenten. Stadhouder Willem II, opvolger van Frederik Hendrik, beraamt in 1650 een staatsgreep op Amsterdam. Maar de stad, gewaarschuwd voor de aanslag, houdt zijn poorten gesloten en de staatsgreep mislukt. Kort daarop sterft Willem II aan de waterpokken.

Op verzoek van de Staten van Holland besluiten vijf gewesten af te zien van het stadhouderschap. Dat leidt tot het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650 - 1672), later wel bestempeld als de jaren van 'ware vrijheid'. Raadspensionaris Johan de Witt geeft in die periode leiding aan de Republiek.

In Tiel zijn er in die jaren weinig opvallende gebeurtenissen te melden. Op kerkelijk gebied speelt in deze tijd een langslepende botsing tussen twee richtingen in de Gereformeerde Kerk. Inzet is het besluit van de Heren Magistraat om tot benoeming van een derde predikant over te gaan, hetgeen de gemoederen binnen de kerk jaren lang heftig beroerde.

In 1649 worden Tiel en omgeving getroffen door een Watersnood die ernstige schade aanricht. Naarstig wordt gezocht naar een oplossing om die telkens terugkerende wateroverlast het hoofd te bieden.

In 1659 laat de Magistraat de rechten van de stad vastleggen, een jaar later uitgegeven als 'Rechten, Coustuymen ende Gewoonten der stad Tyel'.

Net als in heel de Republiek, staan de zaken er ook in Tiel op financieel terrein niet rooskleurig voor. Renten van leningen die door de stad verstrekt zijn, worden slecht betaald. De subsidie die de stad in 1670 uit Den Haag ontvangt, wordt gebruikt voor de betaling van achterstallige renten. Er heerst armoede en er worden veel bedelaars gesignaleerd. De armenzorg is gebrekkig en ontoereikend.

In maart 1672 verklaart Engeland de oorlog aan de Republiek. Het leger trekt zich terug achter de Hollandse Waterlinie. Wanneer het Franse leger vanuit Kleef naar de Nederlanden in aantocht is, bevindt Tiel zich zonder bezetting, ammunitie en magazijn. De vestingwerken zijn in een slechte staat en de grachten liggen droog. Het wordt ook voor Tiel een rampjaar
ga naar 1648
-- Kalendarium van Tiel deel Vb - bladzijde 1 -- [742]

foto 1672-1
De moord op de gebroeders De Witt, 20 augustus; 1672.
Stichting Atlas van Stolk, Rotterdam
Hoofdlijnen 1672 -1674

1672 staat bekend als het Rampjaar. Oorlog met Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen, die de Republiek binnen vallen en grote stukken bezetten. Wanneer tot overmaat van ramp ook nog de gebroeders De Witt door het gepeupel vermoord worden is de regering radeloos, de bevolking redeloos en het land reddeloos.

Op 1 juni 1672 overschreden vijandelijke troepen vanuit Duitsland de oostgrens van de Nederlanden. Plaatsen als Groenlo, Ulft en Doetinchem vielen in handen der Fransen en hun Duitse bondgenoten. Op 2 juni trokken Franse legers, vanaf de Elterberg gadegeslagen door koning Lodewijk XIV, over de Rijn. Bij deze manoeuvre raakte de Franse bevelhebber Louis de Bourbon, Prins de Condé, gewond. Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, vicomte de Turenne nam zijn plaats in. Hij zou de verovering en bezetting van het rivierengebied op 12 juli voltooien, maar in september dat zelfde jaar via Wesel weer naar Frankrijk terugkeren. De veroveraars stuitten doorgaans op weinig weerstand. Nijmegen, Culemborg en Zaltbommel verzetten zich aanvankelijk, maar moesten toch capituleren. Buren en Tiel toonden deze ambitie niet en hadden zich inmiddels gehaast sauvegarde aan te vragen. Volgens dit toen gangbare systeem betaalde men een bepaald bedrag aan de bezetter, die daarna een aantal manschappen in die plaats legerde om plundering te voorkomen. Van de kant van het Staatse leger had de bevolking weinig steun te verwachten.
Stadhouder Prins Willem III was voornamelijk bezig een goed heenkomen te zoeken. Via Utrecht en Woerden bereikte hij met zijn troepen het veilig achter de Waterlinie gelegen Holland.

Ruim twee jaar lang zuchtten de bewoners van de veroverde gebieden onder de bezetters, die hen op vier manieren afpersten: officiële schattingen, zoals brandschattingen. Betaalde men niet, dan dreigden de Fransen huizen plat te branden; voorts plunderingen en brandstichtingen; requisities in natura: kost en inwoning en leveranties, zoals van kamizolen, kaarsen, brandhout, brood en wijn; afscheidsschattingen bij de aftocht in 1674, doorgaans onder dreiging van het opblazen van wallen en poorten en met medeneming van gijzelaars. De regenten in de steden besloten in groten getale al dit onheil niet af te wachten, maar de wijk te nemen naar het veilige Holland. Dit was ook het geval in Tiel, waar op twee na alle bestuurders vluchtten. Een noodregering, in de notulen aangeduid als "De vergadering", waarin telkens twee leden van de burgercompagnieën vertegenwoordigd waren, moest de zware tijden het hoofd bieden. De meeste vergadertijd ging op aan de telkens terugkerende vraag hoe de schattingen van de Fransen te betalen. Accijnzen werden verhoogd, belastingen op huizen en landerijen opgelegd. Behalve overlast in de stad ondervond de burgerij ook in huis de ongemakken door de verplichte inkwartiering en verstrekking van bed, vuur en licht.

In de Tielse magistraatsresoluties staan de namen en functies van diverse Fransen vermeld. Het hoogste gezag in Gelderland berustte bij luitenant-generaal, later maarschalk, Guy Aldonse de Durfort, comte (later duc) de Lorges, die resideerde in Nijmegen. In maart 1673 vertrok hij naar Duitsland en werd opgevolgd door veldmaarschalk markies van Magalotti, een Italiaan van geboorte die daarvoor commandant van Culemborg was geweest. Onder hem ressorteerden commandanten van steden, zoals in Tiel Foucault, luitenant-kolonel van het regiment van Bourgondië, en commandant Malgoire, ook aangeduid als commissaris. Het financiële beheer der legers te velde, de ravitaillering, het opleggen van schattingen en dergelijke zaken viel onder de verantwoordelijkheid van de intendant. Wat betreft de bezette gebieden in de Nederlanden bekleedde Louis Robert deze functie.

De Franse troepen zouden er niet in slagen Holland te veroveren. Integendeel zelfs. Naarmate de tijd vorderde nam de gevechtskracht en het moreel der Hollanders toe. Naarden werd heroverd. Bovendien rukte in Duitsland de Oostenrijkse generaal Montecuculi op en maakte er het de Fransen lastig. Op 10 oktober 1673 besloten de Franse bevelhebbers tot ontruiming van het grootste deel der bezette gebieden, een operatie die zo'n half jaar in beslag zou nemen. Eind april 1674 wapperde in Tiel de oranje vlag weer op de Maartenstoren.

Tenslotte een opmerking over de genoemde data. In Holland noteerde men de tijd volgens de zogenaamde Gregoriaanse tijdrekening. Buiten deze provincie gold veelal de oude manier van de Juliaanse tijdrekening. Om de Nieuwe Stijl te verkrijgen telle men 10 dagen bij de genoemde data op. In 1701 kwam dit verschil te vervallen
ga naar 1672
-- Kalendarium van Tiel deel VIa - bladzijde 1 -- [844]

Hoofdlijnen 1680

De toestand in de stad wordt niet beter. Inwoners klagen over het niet betalen van renten over geleende kapitalen, diverse huizen zijn bouwvallig en storten in. De brandschatspenningen worden slecht betaald.
ga naar 1680
-- Kalendarium van Tiel deel VIa - bladzijde 26 -- [951]

Hoofdlijnen 1682 -1685

Nog steeds zijn de gevolgen van de desastreuze Franse tijd (1672-1674) merkbaar. Zo krijgen allerlei beambten en functionarissen, zoals de stadshorlogemaker en de predikanten, helemaal niet of slechts na lang aandringen uitbetaald. De stad maakt een vervallen indruk. Een aantal keren moet het stadsbestuur de burgers manen hun vervallen panden op te knappen. Ook uit de problemen ten aanzien van de belastingheffing blijkt, dat de burgers privé het net zo goed moeilijk hebben als het stadsbestuur.
ga naar 1682
-- Kalendarium van Tiel deel VIa - bladzijde 30 -- [968]

foto 1702-1
Stichting Atlas Van Stolk, Rotterdam
Hoofdlijnen 1702 -1747

Het Tweede Stadhouderloze Tijdperk
Na de dood van Stadhouder Willem III op 19 maart begon het volk van verschillende steden, niet alleen in Tiel, maar ook in Nijmegen, Zutphen en Arnhem zich te keren tegen de zittende Magistraten. Het was het begin van een democratiseringsbeweging.
In 1675 had Stadhouder Willem III van de Staten-Generaal de macht verkregen om, via het z.g. regeringsreglement, de Staten van de Provincie en de magistratuur van de steden te benoemen. Het recht van het benoemen van de magistratuur was overgedragen aan de Staten.
De Staten van de provincie waren samengesteld uit een evenredige vertegenwoordiging van de ridderschap en de stadsregeringen en werden benoemd door de Stadhouder. Omdat de adel ook veelal in de stadsregeringen zitting had, had de adel dus een overmacht in de Staten.
De leden van de stadsregering werden benoemd door de Staten. De stadsregering bestond uit twee burgemeesters en zeven schepenen. De stemhebbende steden van de Staten mochten echter toestemming vragen om zelf de magistraten te benoemen. Dit hadden dan ook alle steden van de Staten van Gelderland aangevraagd en verkregen.
De gilden en burgers werden bij het stadsbestuur vertegenwoordigd door een college van z.g. Gemeenslieden, gekozen uit de tien gilden en de burgerij van de stad. Het college was opgericht op 22 maart 1652 en bestond uit zes personen, terwijl in 1623 het aantal van veertien Gemeenslieden was toegestaan. De werkzaamheden van dit college bestonden hierin dat twee leden van het college aanwezig moesten zijn bij het sluiten van de stadsrekeningen en het toestemming geven bij de verkopen van stadseigendommen en het opleggen van nieuwe of verhogen van de accijnzen. Dit college werd in 1675 opgeheven. Na de dood van Willem III trok de Statenvergadering van Gelderland het regeringsreglement in om zo zelf haar functionarissen te kunnen benoemen. De zittende regenten konden aanblijven. Deze groep wordt aangeduid met Oude Plooi. Diegenen die op dat moment geen zetel in het stadsbestuur hadden, zagen hun weg naar het pluche afgesneden. Deze groep verzette zich hevig tegen het oude bestuur en wordt de Nieuwe Plooi genoemd. De felle strijd die nu ontbrandde tussen de zittende regenten en de ontevredenen heet 'De Plooierijen'. In Tiel duurde deze strijd tot ongeveer 1709 en uiteindelijk bleek er weinig te zijn veranderd. Het college van gemeenslieden had eigenlijk geen macht, de Magistraat kon de gemeenslieden oproepen wanneer het haar uitkwam.
ga naar 1702
-- Kalendarium van Tiel deel VIb - bladzijde 1 -- [1108]

Hoofdlijnen 1747-1752

Inleiding
Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) raakten de Verenigde Nederlanden in oorlog met Frankrijk. Dat leidde ertoe, dat in de jaren 1746 en 1747 Franse troepen in Zeeland, Noord-Brabant en het gebied rond Maastricht binnenvielen. Evenals in 1672 riep de angstige bevolking om een stadhouder. De regenten, die sinds 1702 de Nederlanden bestuurden, konden niet anders en zo werd in mei 1747 Willem Carel Hendrik Friso van Nassau in alle gewesten aangesteld als stadhouder. Later in dat jaar werd het stadhouderschap erfelijk verklaard, waardoor de stadhouder bijna aan een vorst gelijk werd. Een en ander betekende, dat de regentenfamilies een deel van hun macht verloren. De nieuwe stadhouder Willem IV was evenwel geen krachtfiguur en overleed trouwens al op 22 oktober 1751. Zijn zoontje was toen pas drie jaar oud.
De macht van de regentenklasse in Tiel bleef dan ook vrijwel onaangetast. De magistraat, die werd samengesteld uit een klein aantal families bleef het bestuur in de stad uitoefenen. Het was een weinig schokkende periode, waarin vooral blijkt, hoe zowel bestuurders als ambachtslieden in de gilden angstvallig probeerden aan hun positie vast te houden. Dit hing mede samen met de gestaag teruglopende welvaart in Nederland. In Tiel was dat te merken aan de toename van het aantal mensen, dat afhankelijk was van de bedeling. Omdat armenzorg geen overheidszaak was, was vooral de hervormde diaconie ervoor verantwoordelijk. Dat leverde dan weer problemen, omdat een belangrijk deel van de armen rooms-katholiek was.
ga naar 1747
-- Kalendarium van Tiel deel VIIb - bladzijde 1 -- [1376]

Hoofdlijnen 1780-1795

Tiel tijdens de Patriottentijd
Deze tijd wordt gekenmerkt door de toenemende tegenstelling tussen de democratische burgers, de patriotten die de zittende magistratuur beu zijn, en de orangisten. Door het zwakke beleid van de Erfstadhouder Willem V voelden de patriotten zich steeds sterker. Zij verweten de stadhouder onder andere zijn te nauwe vriendschapsband met Engeland. Hij zou willens en wetens de landsverdediging hebben verzwakt, waardoor de Republiek de Vierde Engelse Zeeoorlog kansloos verloor. Bewapening van de burgerij was het patriotse antwoord op die stadhouderlijke lafheid. De patriotten in het land kregen contact met elkaar en er werd gesproken over de verkiezing van burgergecommiteerden en de oprichting van vrijkorpsen.
In verschillende steden begonnen rellen, zoals in Den Haag, Hattem, Elburg, Doetinchem en Harderwijk. In Tiel was het nog even rustig. Wel gebeurde het steeds vaker dat mannen van de Burgerwacht niet op wacht verschenen De stad was steeds vaker een tijdelijke verblijfplaats van buitenlandse troepen van de Prins, zoals de Hessische Brigade of een bataljon Zwitsers.
De rellen in Tiel begonnen midden 1785 met verschillende ordeverstoringen. De Burgersociëteit was het middelpunt van patriottische activiteiten. Daarop richtten zich de orangisten. Vermoed wordt dat twee orangisten, de schepen Mattheus Lambertus Schull en burgemeester mr. Cornelis Philip van Lidth de Jeude, die zelf niet direct mee deden, maar hun lijfknechten er op uitstuurden om verschillende mannen in te huren, waaronder zelfs een dienaar van Justitie Teunis van Hemert, die goed van drank werden voorzien en zelfs werden voorzien van lijsten met panden die geplunderd moesten worden. Verschillende patriotten zoals Adriaan van Riemsdijk, Dirk van Horsen, Peter Post en Karel Dingemans verlieten na de plunderingen ijlings de stad en werden verbannen. Niettemin konden de Tielse patriotten nog tot juli 1787 actief blijven.
ga naar 1780
-- Kalendarium van Tiel deel VIIc - bladzijde 1 -- [1618]

foto 1795-1
Overtocht van de Franse troepen over de Waal, januari 1795.
Stichting Atlas van Stolk, Rotterdam
Hoofdlijnen 1795

Aan de volledige verovering van de Republiek der Zeven Provinciën door de Franse legerschare gaat een twee jaar durende strijd vooraf. Nadat Frankrijk op 20 april 1792 Oostenrijk de oorlog verklaard had, zijn de Zuidelijke Nederlanden het eerste slachtoffer van de Franse agressie.
Op 1 februari 1793 verklaart Frankrijk de oorlog aan Engeland en de Republiek. Een klein deel van ons huidige grondgebied, westelijk Noord-Brabant wordt door Franse troepen onder generaal Dumouriez bezet. De Franse nederlaag bij Terwinden op 18 maart 1793 maakt hier een tijdelijk einde aan; de Fransen ontruimen hei bezette Nederlandse gebied.
De vreugde is van korte duur. In augustus 1794 vallen Franse legers opnieuw Spaans Brabant binnen; Sluis; en Nijmegen vallen daarna snel in hun handen. De vroeg invallende strenge winter biedt de Franse bevelhebber Pichegru de gelegenheid om in december 1794 de bevroren grote rivieren over te steken en naar het noorden door te stoten. Zijn onderbevelhebber Daendels verovert, gesteund door de Tielse officier David Chassé, de Bnmmelerwaard. In Zaltbommel wordt een tijdelijk hoofdkwartier gevestigd. Vandaar trekt een deel van zijn troepen noordwaarts en verovert Utrecht op 16 januari 1795. Een ander onderdeel begeeft zich in oostelijke richting en bereikt op 7 januari de stad Tiel. Op 18 januari 1795 vlucht Stadhouder Willem V naar Engeland. Op die datum eindigt een periode van ruim tweehonderd jaren vrijheid en begint een tijdvak van onderhorigheid, dat achttien jaar zal duren.
ga naar 1795
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 1 -- [1790]

foto 1796-1

Hoofdlijnent 1796

Het tweede jaar van de Bataafse Republiek wordt gekenmerkt door:
1. Nieuwe bestuursvorm.
2. Verdergaande verarming.
3. Problemen verband houdend met de bezetting.

1. Bestuur.
De Magistraat, vroeger het enige Bestuursorgaan, wordt na een interimperiode, waarin de Burgermagistraat het beleid bepaalt, opgeheven. Het besluit van 30 november 1795, dat de nieuwe bestuursvorm vaststelt, wordt 1 januari 1796 van kracht.
Het nieuwe bestuur is als volgt georganiseerd:
  1. Comité van Policie, Financiën en Algemeen Welzijn.Dit wordt de Raad der Gemeente genoemd en voert het administratief beleid. Deze Raad telt zeven Leden.
  2. Comité Van Rechtsoefening. Hierin hebben zeven Schepenen zitting.
  3. Comité van Toezicht en waakzaamheid. Dit is de opvolger van het college van Gemeenslieden. Het telt zeven leden.
  4. 6 september 1796 wordt nog een vierde orgaan in het leven geroepen, dat de naam Comité der Gemeente krijgt. Het bestaat uit vertegenwoordigers van bovengenoemde comités, aangevuld met afgevaardigden uit de Burgerkrijgsraad en de Burgerij. Dit comité heeft de leiding over Wijk- en Grondvergaderingen.
Alle comitéleden worden door de stemgerechtigde burgers, mannen van 25 jaar en ouder, gekozen.

Hoewel de werkzaamheden en bevoegdheden in het Reglement van Bestuur zijn vastgesteld, vinden aanvaringen tussen de Raad en de andere Comités regelmatig plaats .Het betreft vrijwel altijd competentiegeschillen, die eerst beslecht moeten worden, voordat tot besluitvorming kan worden overgegaan. Inspraakprocedures met regelmatige volksstemmingen hebben een vertragende invloed op deze besluitvorming. Op het niveau van Kwartier-, Provincie- en Landsregering speelt zich dit ook af. We lezen dat over ogenschijnlijk eenvoudige zaken veel wordt gesproken en geschreven, maar beslissingen op de lange baan worden geschoven.

2. Verarming.
De lasten, die door de bezetter aan het Bataafse Volk zijn opgelegd, maken nieuwe belastingen noodzakelijk. Ook de Tielse bevolking ontkomt daar niet aan. Het gebrek aan liquide middelen dwingt de plaatselijke overheid tot het uitschrijven van leningen. Schuldeisers worden met obligaties betaald.

3. Bezetting.
Hoewel minder dan in 1795 blijven soldaten komen en gaan. De hieraan verbonden kosten kunnen bij het Bondgenootschap te Lande worden gedeclareerd. Betaling vindt niet of zeer traag plaats. Regelmatig zijn er moeilijkheden tussen militairen en ingezetenen, waarbij de overheid wordt betrokken.
ga naar 1796
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 9 -- [1813]

foto 1797-1

Hoofdlijnen 1797

Lezing van het Resolutieboek van de Raad 1797, maakt het mogelijk enkele voorzichtige conclusies te trekken. De verstandhouding tussen de verschillende comités is verbeterd. Er vindt een uitwisseling van genomen besluiten plaats. Meningsverschillen worden besproken en de competentiestrijd neemt af. Men kent de nieuwe spelregels en probeert zich eraan te houden. Het gebrek aan liquide middelen blijft een bron van zorg. De alsmaar stijgende belastingdruk doet zich ook in Tiel voelen. Acties van Tielse bewindslieden bij Kwartier en Provincie om verlichting te brengen, leiden niet tot een gunstig resultaat. Het onderbrengen van militairen en de telkens terugkerende overlast die zij bezorgen, vraagt veel overleg. Door de invloed en de welwillende houding van Luitenant-Kolonel D.H.Chassé, kan in een aantal gevallen een voor Tiel gunstige oplossing worden bereikt.
ga naar 1797
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 19 -- [1854]

foto 1798-1
Een vrijheidsboom
Hoofdlijnen 1798

De gebeurtenissen, die in dit jaar in Den Haag plaatsvinden, gaan vanzelfsprekend niet ongemerkt aan Tiel voorbij. Bij het totstandkomen van belangrijke staatkundige veranderingen spelen de tegenstellingen tussen Unitarissen en Federalisten een grote rol. De eersten willen,naar Frans voorbeeld, centralisatie van bestuur; de laatsten verkiezen een bestuursvorm, waarbij de historische gewestelijke zelfstandigheid zoveel mogelijk behouden blijft. Een greep naar de macht door de radicale Unitarissen op 22januari wordt gevolgd door een nieuwe staatsgreep op 12 juni. De gematigde Unitarissen, onder leiding van H.W.Daendels, nemen het roer in handen. Grote spanningen en onzekerheden bij bestuurders en ingezetenen zijn het gevolg van deze machtsstrijd.
De nieuwe Grondwet, aangenomen op 23 april, heeft voor kerkgenootschappen, corporaties en gilden verstrekkende gevolgen. De autonomie van het stadsbestuur wordt steeds kleiner, de beslissingsbevoegdheid minder. Het Intermediair Administratief Bestuur van het voormalige gewest Gelderland vaardigt in opdracht van de Landsregering voorschriften uit. De Municipaliteit van Tiel heeft die uit te voeren.
ga naar 1798
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 29 -- [1897]

foto 1799-0
Departement van de Rijn 1799-1802
en de voormalige gewesten Gelderland en Utrecht
Hoofdlijnen 1799

De wijzigingen in de bestuursvorm van de Bataafse Republiek, in 1798 begonnen, worden in het laatste jaar van de 18e eeuw voortgezet. De verdeling van de Republiek in acht departementen heeft tot gevolg, dat het Intermediair Administratief Bestuur van het voormalig Gewest Gelderland verdwijnt en opgaat in het Departementaal Bestuur van de Rijn.(op 30 maart 1799). Dit departement omvat het grootste deel van Gelderland en Utrecht en een klein deel van Holland. Nijmegen en naaste omgeving worden opgenomen in het Departement van de Dommel. Het Departement van de Rijn telt 246.404 inwoners en krijgt Arnhem tot hoofdstad, hoewel de stad Utrecht driemaal zo groot is. Het wordt verdeeld in zeven Ringen. Tiel is de hoofdstad van Ring 2 (34.291 inwoners). De stad zelf telt 3202 inwoners (Zandwijk inbegrepen). Het begrip 'Ringhoofdstad' heeft bestuurlijk gezien geen grote betekenis. Het bestuur van het Departement telt zeven leden. Elke Ring heeft één vertegenwoordiger. Voor Tiel is dit J.D. van Leeuwen. Hij wordt op 4 mei 1799 benoemd. Het is dit College, dat grote invloed heeft in het bestuur van stad en platteland. Het is het begin van een toenemende centralisatie van bestuur. De verslagen van de Tielse gemeenteraad maken dit zichtbaar. Het aantal decreten is legio. Daarnaast worden inlichtingen gevraagd over alle facetten van de plaatselijke samenleving. Besluiten van de Landsregering worden via het Departementaal Bestuur bekend gemaakt, niet zelden meerdere malen. Het behoeft geen verbazing te wekken dat het Tielse stadsbestuur soms in het onzekere verkeert en om 'eluciatie' (opheldering) vraagt. Anderzijds verzoekt de Raad om bepaalde zaken te mogen regelen en verneemt dan, dat ze hierin zelf mogen beslissen. De gevolgen van de opheffing van de gilden (op 5 oktober 1798), de scheiding van Kerk en Staat en de strijd tegen het Engels-Russische invasieleger zijn in dit jaar de belangrijkste aandachtspunten van de Tielse overheid.
ga naar 1799
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 43 -- [1959]

Hoofdlijnen 1800

In het laatste jaar van de achttiende eeuw komt de Tielse gemeenschap in rustiger vaarwater.
Het vuur, kenmerkend voor de eerste jaren van de Bataafse Republiek, is ook hier gedoofd. De militaire activiteiten, met name de troepenverplaatsingen, zijn afgenomen. Aan het gebrek aan geldmiddelen bij overheid en bewoners is men gewend geraakt; niettemin blijft het een bron van grote zorg.
Landelijke en departementale overheden maken de dienst uit; Tielse bestuurderen voeren de opdrachten zo goed mogelijk uit.
ga naar 1800
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 53 -- [1999]

Hoofdlijnen 1801

Dit jaar wordt gekenmerkt door een steeds verder toenemende invloed van het Departementaal Bestuur en andere overheidsinstanties op het locale beleid.
Hoewel de Raad op 22 oktober 1800 al te kennen gaf dat zij schoon genoeg had van de inmenging door derden, ontkomt zij niet aan een dirigisme dat geen grenzen meer kent.
Departementaal Bestuur      48
Hof van Justitie Arnhem      15
Landelijke Overheid      14
Gemeentelijke Overheden      14
Voormalig Kwartier van Nijmegen        4
Franse Commissaris      14
In 1801 komt de Raad 75 keer bijeen, hiervan zijn 54 "gewone" vergaderingen met een flinke agenda. Hierop prijken niet minder dan 109 stukken van overheidsorganen.

Hoewel het merendeel geen of weinig betekenis heeft voor het stedelijk beleid, moeten ze wel besproken worden. Beantwoording wordt in de regel aan de secretaris overgelaten. Niet zelden wordt aan een commissie van twee raadsleden opdracht gegeven om nader onderzoek te doen en verslag aan de Raad uit te brengen. Daarna wordt het stuk opnieuw in de Raad behandeld. Deze tweede behandeling is in het bovenstaande overzicht niet meegeteld.
Niet mag worden ontkend, dat het Landelijke en Departementaal beleid ook zijn goede kanten heeft. Het geeft eenaanzet tot positieve ontwikkelingen op het gebied van onderwijs en armenzorg.
Uit de beschikbare stukken kan met enige voorzichtigheid worden afgeleid dat Tielse ondernemers weer initiatieven tonen, zoals bouwaanvragen voor een scheepswerf en een zaagmolen en een concessie voor een beurtvaart.
ga naar 1801
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 58 -- [2016]

Hoofdlijnen 1802

De Staatsregeling, aangenomen in oktober 1801, wordt dit jaar uitgewerkt. De departementale structuur wordt aangehouden, de grenzen van vóór 1798 hersteld. De vrije steden, Buren en Culemborg worden in het Departement Gelderland opgenomen. Het reglement voor Gelderland, ontworpen in opdracht van het Staatsbewind, wordt door de kiezers aangenomen en op 15 april 1802 door het staatsbewind goedgekeurd. Het nieuwe departementale bestuur telt twaalf leden, vier uit elk kwartier. Ze zijn afkomstig uit de oude adel en aristocratie. De Tielenaar mr. J.D. van Leeuwen is één van hen.
Op 21 juni 1802 wordt dit bestuur geïnstalleerd. Op een aantal terreinen krijgt het departementale bestuur een zekere zelfstandigheid: onderwijs, gezondheidszorg, waterschappen, handel en nijverheid.
Op 3 november 1802 wordt een nieuwe rechterlijke organisatie ingevoerd, waarbij ook Tiel betrokken is. Op 8 november krijgt deze stad een nieuwe gemeenteraad. De kwartieren krijgen weer een belangrijke taak op financieel gebied, maar telkens terugkerende competentiegeschillen tussen de Staat en het Departement geven problemen. In de taakomschrijving voor het Departementaal Bestuur wordt controle op het gemeentelijk beleid niet duidelijk omschreven. Duidelijk is wel dat het federalistisch element is versterkt en dat er zich onder de nieuwbenoemde bestuurders personen bevinden, die na 1795 vanwege hun oranjegezindheid een tijd ambteloos zijn geweest.
Voorts valt op dat het aantal overheidsnota's ten opzichte van 1801 met de helft is gedaald. De Magistraat kan aan plaatselijke problemen meer aandacht besteden.
ga naar 1802
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 63 -- [2034]

Hoofdlijnen 1803

Het is een jaar, waarin toenemende geldschaarste en nieuwe belastingen nog grotere armoede veroorzaken. De winter begint vroeg en is streng. Daardoor komen veel inwoners in grote problemen. De verwaarlozing van het dijkonderhoud in vorige jaren moet worden ingehaald en veroorzaakt extra uitgaven. Er zijn ook positieve geluiden. Steeds meer schippers van elders vragen toestemming om in Tiel te mogen laden en lossen. Dat wijst op toename van economische activiteiten. De plannen om tot de bouw van een nieuw Gasthuis te komen nemen vaste vormen aan. Ook dat toont enig vertrouwen in de toekomst.
ga naar 1803
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 70 -- [2056]

Hoofdlijnen 1804

Na de formele opheffing van de gilden in 1798, volgt een jarenlange periode van willekeur, onrust en onzekerheid op het gebied van ambacht en handel. Privileges van locale ambachtslieden zijn opgeheven. "Vreemde" handwerkers en kooplieden kunnen zich ongehinderd vestigen. Elders vervaardigde producten worden ten verkoop aangeboden."Vreemden" betalen vrijwel geen stedelijke bijdragen en hebben geen vaste lasten. Autochtone ambachtslieden en handelaars kunnen de moordende concurrentie niet meer aan en vragen de locale overheid om maatregelen te nemen. Evenals elders in den lande, besluit ook de Tielse Magistraat hier een eind aan te maken. Op 13 februari wordt een groot aantal maatregelen voorgesteld. Deze maatregelen worden op 25 april van kracht. De beroepen worden ingedeeld in "vakken". Deze staan onder toezicht van daartoe door de Magistraat aangestelde commissarissen. Eisen van bekwaamheid worden vastgesteld. Het afleggen van "proeven" wordt verplicht. Sociale voorzieningen, bijvoorbeeld uitkering bij ziekte, zoals de gilden die kenden worden weer ingevoerd. Een van de eerste stappen is een strenge controle op "vreemdelingen". Degene, die zonder kennisgeving aan de autoriteiten huisvesting verleent aan een "immigrant" kan op een zware boete rekenen. De ongewenste "vreemdeling" wordt ogenblikkelijk uit de stad gezet. Al spoedig blijken de genomen maatregelen, die in wezen neerkomen op herstel van de vroegere gilden niet afdoende. Veel is onduidelijk: overtreding van de nieuwe voorschriften is de orde van de dag.
ga naar 1804
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 77 -- [2085]

foto 1805-1
Rutger Jan Schimmelpeninck (1765-1825), raadspensionaris der Bataafse Republiek in 1805-1806.
Hoofdlijnen 1805

De opening en ingebruikname van het Gasthuis voor bejaarde Burgers en Burgeressen van de stad is ongetwijfeld de belangrijkste gebeurtenis van het jaar. Dat een groot,monumentaal gebouw kan verrijzen doet even vergeten dat de zorgen van de plaatselijke overheid groot blijven en zelfs toenemen.
De wijzigingen in de Landsregering laten ook Tiel niet onberoerd.
Op 29 april wordt R.J. Schimmelpenninck tot Raadpensionaris benoemd. Hij stelt J.J.A. Gogel aan tot Minister van Financiën. Deze ontwerpt een nieuwe belastingwetgeving. Op die datum is ook een kadaster nodig.
Van de nieuwe belastingwet verwacht de Magistraat zeer nadelige gevolgen. Zowel intern, als met de andere steden uit het Kwartier (Nijmegen en Zaltbommel), wordt nagegaan op welke wijze hiertegen verweer mogelijk is.
Gevreesd wordt dat de financiële bijdragen van de overheid in de stedelijke uitgaven zullen stoppen, wat toenemende armoede tot gevolg zal hebben.
Ook de Diaconie is van mening dat haar werk vrijwel onmogelijk zal worden door gebrek aan middelen. De monopolies op drank en tabak gaan verdwijnen. De pachtsommen hiervoor kwamen tot heden voor een belangrijk deel ten goede aan de Diaconie.
ga naar 1805
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 82 -- [2106]

foto 1806-1
Minister I.J.A. Gogel
Hoofdlijnen 1806

Met het aftreden Van de Raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck op 4 juni 1806 komt er een einde aan de Bataafse Republiek.
De volgende dag wordt aan Prins Louis, de jongere broer van Napoleon, de koningskroon aangeboden. Als Koning Lodewijk Napoleon richt hij zich in een proclamatie tot het Bataafse volk en op 18 juni vestigt hij zich in Den Haag. Het Koninkrijk Holland is geboren.
De verandering van regeringsvorm brengt aanvankelijk voor het land en dus ook voor Tiel geen ingrijpende veranderingen met zich mee. Dit kan niet gezegd worden van de nieuwe belastingwetgeving, ontworpen door de Minister van Financiën I.J.A. Gogel die hiermee tijdens het bewind van Schimmelpenninck een begin heeft gemaakt.
Tussen 4 oktober 1805 en 23 mei 1806 wordt een reeks maatregelen genomen die een einde maakt aan een systeem waarbij locale overheden grotendeels in hun eigen inkomsten kunnen voorzien.
Omdat ook de Tielse Magistraat hieraan vrijwel dagelijks zijn aandacht moet wijden en zijn zorg voor de burgerij erdoor nog groter is geworden, kan een korte schets van Gogel's werk niet worden gemist. Gogel gaat uit van twee regels:
1. Belastingen moeten naar draagkracht worden opgelegd.
2. Alle belastinginkomsten vloeien in de landskas. Bij de uitgaven van het Rijk is een deel voor de lagere overheden bestemd.
Hij onderscheidt twee hoofdvormen: Directe en Indirecte belastingen.
Bij de Directe belasting is de belastingdruk progressief. "Wie veel bezit moet veel betalen".
Indirecte belastingen mogen eerst dan worden geheven wanneer de inkomsten uit de Directe belastingen onvoldoende blijken te zijn.
Belastingen die gepaard gaan met hoge incassokosten en maar weinig opbrengen worden afgeschaft. Grondbelasting en Personele Belasting zijn de hoofdpeilers
van de Directe belastingen.
De aangiften moeten nauwgezet worden gecontroleerd en de gemeenten zijn hiervoor verantwoordelijk.
Indirecte belastingen mogen alleen geheven worden op zout, zeep, rundvee en gedistilleerde dranken.
Wat dit alles voor Tiel betekent laat zich denken. De inkomsten uit de locale belastingen zoals pachten en imposten verdwijnen van de ene op de andere dag, terwijl de bijdragen uit de landskas lang op zich laten wachten.
De Magistraat roept de hulp van de burgerij in; uit haar midden worden afgevaardigden aangewezen. Samen ontwerpen zij een Stedelijk Plan van Belastingen om hierdoor aan de geldnood van de stad het hoofd te kunnen bieden."De vereiste goedkeuring van de Rijksregering op dit plan blijft zeer lang uit en de gevolgen van de nieuwe wetgeving zijn direct voelbaar. Betalingen voor diensten en materialen worden uitgesteld en op diverse terreinen worden bezuinigingen ingevoerd.
ga naar 1806
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 88 -- [2126]

Hoofdlijnen 1807

Als gevolg van de wet Inrichting van Bestuur in Departementen van 13 april 1807 wordt op 14 mei 1807 het Departementaal Bestuur en de Raad van Financiën in Gelderland opgeheven. Na die datum is het bestuur in handen van de Landdrost G.W.J. van Lamsweerde die daarin bijgestaan wordt door zes assessoren en een secretaris-generaal. Voor elk van de kwartieren Arnhem, Zutphen en Nijmegen wordt een kwartierdrost benoemd. Tiel, in het laatstgenoemde kwartier gelegen, is dan een stad met 3634 inwoners die in 932 huizen wonen. Tiel wordt een gemeente van de Tweede Klasse. (Een gemeente der Eerste Klasse telt meer dan 5000 inwoners). De macht van de landdrost is groot. Hij benoemt burgemeesters en wethouders; magistraats-besluiten worden aan hem ter goedkeuring voorgelegd. Het gemeentebestuur bestaat uit de Magistraat die door een college van gecommitteerden (afgevaardigden) uit de burgerij wordt gecontroleerd. De autoriteit van de Magistraat is evenals de autonomie van de stad nu definitief verleden tijd. Passend in een volledig gecentraliseerd bestuur wordt de Magistraat geheel naar Frans voorbeeld geconfronteerd met een groot aantal decreten. Talrijk zijn ook de enquêtes over de meest uiteenlopende zaken. De gevolgen van een verstikkende bureaucratie zijn snel merkbaar. Noodkreten van de Tielse Magistraat om in de benarde financiële situatie van de stad verbetering te brengen worden òf niet òf na verscheidene 'herinneringen' beantwoord. Wel verwacht het Landsbestuur dat zijn geldvragende besluiten worden uitgevoerd. Voor het bestuur en de burgerij is 1807 een nog moeilijker jaar dan het voorafgaande.
ga naar 1807
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 97 -- [2156]

Hoofdlijnen 1808

De overheid en de burgerij worden voor nieuwe moeilijkheden geplaatst. Eerstgenoemde, die haar vroegere inkomsten ziet vervallen, moet uit de opbrengst van de 'additionele stuivers', zijnde ƒ 9.000, alle uitgaven bekostigen. Dit is een onmogelijke opdracht. De burgerij moet naast de onlangs ingevoerde belastingen op korte termijn nogmaals ƒ 4.300 opbrengen. De Magistraat ziet zich genoodzaakt streng op te treden tegen de snel toenemende zedeloosheid.Er zijn ook lichtpunten. In de Statistieke Beschrijving van 1808 wordt vermeld, dat handel en nijverheid toenemen, waardoor het aantal inwoners tot 3.634 stijgt. In een ambtelijk schrijven wordt vermeld dat ook 'gezonde lucht en aangename environs' een reden vormen voor deze aanwas. Teneinde de economische groei te bevorderen wordt verbetering van wegen ter hand genomen. Bij de voorbereidingen hiertoe speelt de Tielse Magistraat een leidende rol.
ga naar 1808
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 105 -- [2183]

Hoofdlijnen 1809

Na jaren van betrekkelijke rust staat Tiel voor problemen, die het gevolg zijn van natuurgeweld. De doorbraak van de Waaldijk op 15 januari heeft tot gevolg dat het Rivierengebied te kampen krijgt met een der grootste overstromingen in de geschiedenis.
Geheel onverwacht komt deze calamiteit niet. Door de snelle was in november 1808, zware noordwesterstormen in december en een vroeg invallende winter is een situatie ontstaan, die op 30 december, wanneer het ijs bij Rees vastzit, tot permanente dijkbewaking leidt.
Op last van de Kwartierdrost neemt Tiel op 4 januari de eerste maatregelen om een dreigende ramp af te wenden.
Het bestrijden van de gevolgen van de overstroming, maar ook de maatregelen, die genomen moeten worden om nieuwe rampen in de toekomst te voorkomen, krijgen in dit jaaroverzicht de aandacht.
ga naar 1809
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 112 -- [2211]

20 januari Hoofdlijnen 1810

De grote Staatkundige veranderingen in dit jaar zijn ook aan Tiel niet ongemerkt voorbijgegaan. Omdat de Engelse aanval volgens Napoleon aan de nalatigheid van zijn broer en de Nederlandse regering te wijten is geweest, besluit de Keizer tot een grenscorrectie. Op 10 maart wordt Lodewijk Napoleon gedwongen om het deel van het Koninkrijk ten zuiden van de Waal en de Merwede aan het Franse Keizerrijk af te staan. Tiel wordt grensstad en krijgt douaniers binnen zijn wallen.
Nadat Lodewijk Napoleon ten behoeve van zijn zesjarige zoon op 1 juli afstand van de troon doet, wordt op 10 juli de rest van het Koninkrijk Holland bij Frankrijk ingelijfd. Bij Keizerlijk decreet van 18 oktober wordt de Franse bestuursorganisatie ingevoerd. Het grootste deel van Gelderland maakt dan deel uit van het departement van de Boven-IJssel. De stad Nijmegen is al eerder Frans bezit dan Tiel. Het gevolg is dat het Kwartier van Nijmegen benoorden de Waal in de nieuwe organisatie Arrondissement van Tiel wordt genoemd. De gelijknamige stad wordt tot Arrondissementshoofdplaats verheven.
In het voorjaar krijgt Tiel opdracht een nieuw garnizoen te legeren en te verzorgen. Dit stelt de plaatselijke overheid voor grote problemen. Restauratie en herinrichting van de kazernes vergen ƒ 24 O00, waarvoor een lening wordt afgesloten.
De sluiting van de Wol- en Sajetfabriek, de enige vorm van werkverschaffing, blijkt onvermijdelijk. De zorgen voor de vele armlastigen, die bijna 8% van de totale bevolking vormen, worden vergroot.
Meer nog dan in vorige jaren zuchten overheid en ambtenaren onder de steeds grotere bureaucratie, die na invoering van de Franse bestuursvorm op 10 juli reusachtige afmetingen krijgt.
ga naar 1810
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 120 -- [2246]

foto 1811-0
Het departement van de Boven-IJssel
Hoofdlijnen 1811

Na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij Frankrijk juli 1810) volgt op 1 januari 1811 een volledige integratie met het Franse Keizerrijk. Op het gebied van Bestuur, Rechtspraak en Defensie worden ingrijpende maatregelen van kracht. De gevolgen hiervan blijven ook in Tiel niet onopgemerkt.

Bestuur. De bestuursvorm in 1798 door De Seyes voor Frankrijk ontworpen, wordt vrijwel ongewijzigd overgenomen. De landdrosten van de zeven Hollandse departementen benoorden de Waal worden vervangen door prefecten. De departementen worden verdeeld in arrondissementen, die elk zestig tot tachtig gemeenten omvatten. Aan het hoofd staat een Onderprefect. Een arrondissement is verdeeld in kantons met tien tot vijftien gemeenten. Aan het hoofd van de gemeente, mairie, staat de Maire. Hij moet onder meer de besluiten van de gemeenteraad uitvoeren. Aan de top van deze piramide staat de Intendant de l'lntérieur, die de contacten met Parijs onderhoudt. Er is een strenge hiërarchie; elk hoofd van een bestuurslaag is ondergeschikt aan zijn directe superieur. Deze geeft hem opdrachten en hecht zijn goedkeuring aan de voorgestelde maatregelen. Voor het Departement van de Boven-IJssel wordt merkwaardigerwijze de oude kwartierindeling van Gelderland gevolgd.

Rechtspraak. Per kanton is er een vrederechter. In de hoofdplaats van het arrondissement komt een Rechtbank voor Eerste Aanleg voor civiele en correctionele zaken. In de departementshoofdstad is een rechtbank met gezworenen (jury). Leden van het Keizerlijk Gerechtshof uit Den Haag wonen de zittingen bij. Hier worden overwegend criminele zaken behandeld.

Defensie. De meest ingrijpende maatregel, waartegen het grootste verzet ontstaat, is de conscriptie (dienstplicht). Hiervoor wordt de Franse wet van 7 mei 1798, ontworpen door Jourdan, van kracht. Alle mannen van 20 tot 24 jaar worden ingeschreven (conscrit) en onderverdeeld in jaarklassen. Sinds 1805 is er loting waarbij de jaarklassen worden aangehouden. Het vereiste aantal manschappen wordt periodiek bepaald en is afhankelijk van de behoefte die de Keizer heeft. Elke ingelote man mag een vervanger (remplacant) stellen. Sneuvelt deze, dan moet de steller een nieuwe aanwijzen of zelf in dienst gaan. In geval van nood kan ook de oorspronkelijke dienstplichtige voor de krijgsdienst worden opgeroepen.
ga naar 1811
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 126 -- [2272]

foto 1812-1
Een overzicht van de meest welgestelde Tielenaren in 1812. Stadsarchief Tiel.
Hoofdlijnen 1812

Het bestuur van de stad berust grotendeels in handen van de Maire Mr. C.C. van Lidth de Jeude. Hij wordt bijgestaan door één, later door twee adjoint-maires (wethouders), de heren E.H. de Groulart en J. Borghorst.
De Gemeenteraad, aangesteld op 31 mei 1811, speelt een ondergeschikte rol. Zij vergadert slechts achtmaal, waarvan drie keer in de laatste zes maanden van het jaar. De agenda beperkt zich in de regel tot enige benoemingen met salarisvaststelling.
Wanneer onderwerpen van financiële aard van de begroting 1812 aan de orde komen, worden deze gedelegeerd aan enkele raadsleden; hun verslag wordt zonder meer goedgekeurd. De geringe belangstelling van de raadsleden is hierdoor verklaarbaar. Eenmaal wordt een geconvoceerde vergadering afgelast, omdat er te weinig leden zijn verschenen. Een keer worden de adjoint-maires in de raadzaal ontboden, zodat toch besluiten kunnen worden genomen.
Alleen uit de beschikbare correspondentie van de Maire is het enigszins mogelijk een beeld van Tiel in 1812 te verkrijgen, waarbij dan de vraag rijst of het juist dan wel vertekend is.
Wel is het duidelijk dat ook de Tielse bevolking meer dan in het verleden gedwongen wordt soldaten te leveren voor de keizerlijke legers. Niet alleen worden dienstplichtigen uit de 'klassen' 1810 en 1811 opgeroepen voor actieve dienst, ook jongens van zestien jaar en ouder worden na keuring ingelijfd en op transport gesteld naar een Franse kazerne.
De omvang van handel en nijverheid wordt summier vermeld. Honderd winkeliers verdienen hun brood, terwijl twee steenfabrieken en twee leerlooierijen werk verschaffen aan in totaal zeventig mensen. Ook de meer gespecialiseerde verffabriek van Van Oosterhoudt weet zich te handhaven. Voorts zijn er 438 personen werkzaam in verschillende beroepen, variërend van pruikenmaker tot apotheker.
Opvallend is dat het aantal verkopers van brandewijn (30) dat van de bakkers (14) overtreft.
Er zijn grote verschillen tussen rijk en arm. In de steenfabriek verdient een arbeider vijftig cent per dag. Van de achttien burgers die als welgesteld worden omschreven, verdienen er vier meer dan ƒ 6000 per jaar. Het hoogste inkomen staat met ƒ 8000 op naam van de 51-jarige G.D. van Hellenberg. De middenklasse heeft ook financiële problemen. Dit blijkt uit de trage belastingbetaling. De Maire laat aan het eind van het jaar weten dat er een grote achterstand is en dat hij daardoor gedwongen wordt met ingang van1 januari 1813 de nieuwe en de achterstallige belastingen gelijktijdig te innen.
ga naar 1812
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 134 -- [2306]

Hoofdlijnen 1813 tot einde Franse tijd

De laatste maanden van het Franse bewind worden gekenmerkt door een versnelde en vergrote conscriptie. Van de glorieuze Keizerlijke Armee zijn na de mislukte veldtocht in Rusland nog amper honderdduizend man overgebleven. Zij zijn ondervoed en slecht bewapend.
De revanche die Napoleon voor ogen staat, is alleen mogelijk wanneer hij in korte tijd over nieuwe legers kan beschikken. Massaal worden mensen gerecruteerd en paarden en materieel gevorderd. Na enkele maanden heeft hij weer vijfhonderdduizend man op de been, grotendeels afkomstig uit het Franse moederland en daarnaast ook voor een deel uit de bezette gebieden. Uit de aanwezige stukken van het stadsbestuur blijkt dat ook de Tielse bevolking niet aan de honger naar kanonnenvlees is ontkomen.

Er is een groot gebrek aan geldmiddelen, waardoor het onderhoud van gebouwen moet worden uitgesteld en een dringende verbetering van de weg Tiel-Beusichem achterwege moet blijven.

In het najaar (16 tot 19 oktober) worden de nieuwe legers, die onvoldoende geoefend en slecht gemotiveerd zijn, bij Leipzig verslagen. Daarna beginnen de bezettingstroepen in ons land aan de terugtocht. In november wordt dit ook in Tiel merkbaar. De bevrijding kondigt zich aan en wordt begin december met vreugde begroet.
ga naar 1813
-- Kalendarium van Tiel deel VIII - bladzijde 142 -- [2335]

foto 1813-10
Het driemanschap Van Hogendorp, Van der Duyn van Maasdam en Van Limburg Stirum werd in 1963 op een postzegel herdacht.
Hoofdlijnen 1813 vanaf medio november

Na de nederlaag van Napoleon bij Leipzig, de zogenaamde Volkerenslag, ontstaat er onrust in de Noordelijke Nederlanden. Op 15 november 1813 worden bij een oproer in Amsterdam de douanehuisjes in brand gestoken. Gezagsdrager Lebrun verdwijnt via Utrecht en Gorinchem uiteindelijk naar Parijs, evenals de Franse prefect van Den Haag. Aanvoerder Molitor trekt zich terug op Utrecht.
Twee dagen later formeren Van Hogendorp, Van Limburg Stirum en Van der Duyn van Maasdam een voorlopige regering.
Op 30 november komt prins Willem Frederik, oudste zoon van stadhouder Willem V en de latere koning Willem I, aan in Scheveningen. Na aanvankelijke aarzeling van zijn kant wordt hij enige dagen later uitgeroepen tot soeverein vorst.
Op dat moment staat het door de Fransen leeggeplunderde Nederland aan de rand van een bankroet. Er is een grote werkeloosheid, veel bedelarij en landloperij. De staatsschuld beloopt een bedrag van ruim 1250 miljoen gulden, die van België slechts 25 miljoen.
Noodgedwongen gaat de regering over tot tiërcering van de staatsschuld, d.w.z.dat de rente waarvoor het geld oorspronkelijk werd geleend tot een derde wordt verlaagd. Bovendien wordt de staatsschuld een jaar later geconverteerd waarbij weer eenderde deel wordt uitgekeerd in de vorm van rentegevende obligaties van 2½% en de rest wordt uitgesteld zonder rente.
ga naar 1813
-- Kalendarium van Tiel deel IX - bladzijde 1 -- [2336]

foto 1814-1
In de Nieuwe Kerk in Amsterdam legt Willem Frederik, prins van Oranje, een eed af op de, een dag eerder aangenomen, grondwet, 30 maart 1814.
Stichting Atlas van Stolk, Rotterdam.
Hoofdlijnen 1814

Soeverein vorst Willem I ziet zich voor enorme economische problemen geplaatst. De Noordelijke Nederlanden zijn, zoals eerder gezegd, leeggestolen en blijven ver achter bij de Zuidelijke Nederlanden waar de industrialisatie al van oudsher veel verder gevorderd is door de aanwezigheid van grondstoffen. Er moet veel geld gestoken worden in de infrastructuur van het land.
In Parijs wordt de vrede gesloten tussen de verbonden mogendheden en Frankrijk.
In ons land komt de grondwet tot stand. Willem I krijgt zelf het bestuur over de financiën, buitenlandse zaken, koloniën en defensie. Tevens krijgt hij samen met de Staten-Generaal de wetgevende macht zodat hij in feite een bijna absoluut vorst is met de steun van een regentenregering. Voortvarend werkt hij aan de verbetering van de economie van het land. Er wordt geïnvesteerd in wegen, kanalen, machines en industrie.
ga naar 1814
-- Kalendarium van Tiel deel IX - bladzijde 5 -- [2377]

foto 1815-1
Zinneprent op het herstel van de Nederlandse soevereiniteit.
Stichting Atlas van Stolk, Rotterdam.
Hoofdlijnen 1815

De Europese staatshoofden beslissen op het Congres van Wenen dat Nederland, België en Luxemburg tezamen het Koninkrijk der Nederlanden gaan vormen. Op 12 mei 1815 komt de nieuwe staat tot stand.
De bestaande tegenstellingen worden daardoor alleen maar groter. Het noorden met ruim twee miljoen inwoners, overwegend protestant, straatarm en voornamelijk bestaand van handel en landbouw, is een geheel ander land dan het zuiden met ruim drie miljoen inwoners, overwegend rooms-katholiek, met veel industrie en mijnbouw.
Het Congres wordt snel beëindigd door de ontsnapping van Napoleon van het eiland Elba.
In Frankrijk met groot enthousiasme ontvangen rukt hij met een leger van 170 000 man op naar het noorden. De ijlings naar hun thuislanden teruggekeerde staatshoofden organiseren hun verdediging.
De Nederlanders, Belgen en Engelsen onder leiding van Wellington, aangevuld met de Pruisen onder Blücher, verslaan Napoleon op 18 juni 1815 in de slag bij Waterloo definitief. Er vallen duizenden doden en nog veel meer gewonden. Ook de Prins van Oranje, de latere Koning Willem II, loopt verwondingen op. De wankele economie lijdt weer grote schade.
ga naar 1815
-- Kalendarium van Tiel deel IX - bladzijde 11 -- [2406]

Hoofdlijnen 1822

Evenals in de voorgaande jaren besteden de gemeenteraad en de burgemeesters veel tijd aan militaire zaken. Vrijwel dagelijks zijn er problemen met de loting voor de nationale militie, het vervoer van de lotelingen naar de plaatsen van opkomst en de daarmee samenhangende kosten van reizen en verlof.
Door het stelsel van remplaçanten ontstaan er regelmatig betalings- en keuringsproblemen.
Als reactie op de kort geleden beëindigde oorlogen en de slechte levensomstandigheden in het leger wordt er veel en vaak gedeserteerd met als gevolg tientallen opsporingsverzoeken.
ga naar 1822
-- Kalendarium van Tiel deel IX - bladzijde 31 -- [2511]

foto 1830-1
Spotprent naar aanleiding van de gevolgen van de Julirevolutie in Parijs in 1830.
Hoofdlijnen 1830-1839

In 1830 komen de blijvende verschillen tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden tot een uitbarsting. De directe aanleiding tot een ontlading van de reeds lang levende gevoelens van ongenoegen in de Belgische provincies is de opvoering van het stuk 'La muette de Portici' op 25 augustus in Brussel. De twee volgende dagen zijn het toneel van straatgevechten in de stad.
De verslaglegging van de gebeurtenissen in Tiel wordt vanaf augustus steeds meer beheerst door deze opstand, die uitgroeit tot een oorlog. Op 20 december besluiten de vijf grote mogendheden, (Engeland, Frankrijk, Pruisen, Rusland en Oostenrijk) in Londen tot ontbinding van het koninkrijk. De uitwerking van dit besluit vergt vele jaren en vindt een afronding in de verdragen van 19 april 1839.
ga naar 1830
-- Kalendarium van Tiel deel IX - bladzijde 47 -- [2599]

Hoofdlijnen 1851 -1859

De invloed van de grondwetsherziening van 3 november 1848 wordt merkbaar, o.a. door de invoering van de Kieswet, de Gemeentewet, de Provinciale Wet en, na 1857, de Wet op het Lager Onderwijs.
De leden van de gemeenteraad, de Provinciale Staten en de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen, maar door de vrij hoge 'census' is het aantal kiezers klein. In Tiel voldoen 340 mannen aan de inkomensgrens om het kiesrecht te verwerven.
De handelsstand doet pogingen om vertegenwoordigers uit eigen kring in de gemeenteraad te krijgen en niet zonder succes.
Nieuw is ook de openbaarheid van de raadsvergaderingen. In maart 1853 wordt de kerkelijke hiërarchie hersteld, hierbij wordt de voormalige statie Tiel omgezet in een parochie die wordt ingedeeld bij het aartsbisdom Utrecht. Het herstel van de bisdommen wekt in protestantse kringen grote beroering wat leidt tot de zgn. Aprilbeweging. Honderden Tielenaren zetten hun handtekening onder een petitie, die aan de Koning wordt aangeboden. Een andere belangrijke gebeurtenis op kerkelijk gebied is de institutie van een Christelijke Afgescheiden Gemeente (1853), wat ook heeft bijgedragen tot de oprichting van een school voor Christelijk Onderwijs (1858). Er is een lichte verbetering van de infrastructuur. Verscheidene wegen worden verhard met zand en grind, toch blijven de meeste wegen vooral 's winters slecht begaanbaar. De nieuw aangelegde Rijksstraatweg (Steenweg) Utrecht - Den Bosch is een aanwinst voor de streek, de straatweg Utrecht - Arnhem via Amerongen blijft echter de voornaamste verkeersader voor Tiel.
Een toenemend aantal diligences verbindt Tiel met het station Maarsbergen aan de 'Rhijnspoorweg' Amsterdam - Arnhem. Pogingen om de Noord - Zuidspoorlijn langs Tiel te laten lopen mislukken op het laatste moment. De stoomvaart op de Waal neemt in betekenis toe en Tiel krijgt zijn eerste raderstoomboot, de Admiraal de Ruijter. De invoering van de Postwet (1850) en de vestiging van een rijkstelegraafkantoor (1859) vergroten de communicatiemogelijkheden.
De stadspoorten worden als knellend ervaren. De Zandwijkse Poort verdween al in 1845 uit het stadsbeeld, de Westluidense Poort en de Burense Poort worden respectievelijk gesloopt in 1851 en 1853. De Waterpoort blijft behouden. De watersnood van 1855 zorgt voor veel overlast in de regio, Tiel heeft echter relatief weinig geleden. De industriële ontwikkeling komt langzaam op gang. De garancinefabriek, de gasfabriek en de fabriek van landbouwwerktuigen van Gijsbert Stout zijn daar voorbeelden van.
De Geldersche Maatschappij van Landbouw spant zich in om verbeteringen in de akkerbouw en veeteelt te bewerkstelligen.
Met de volksgezondheid blijft het kwakkelen. Dit wordt mede veroorzaakt door de slechte toestand van de woningen der behoeftigen. De epidemieën krijgen hierdoor de meeste kans in de volksbuurten. In 1859 eist de gevreesde cholera 42 slachtoffers.
ga naar 1851
-- Kalendarium van Tiel deel X - bladzijde 1 -- [2926]

Hoofdlijnen 1860 -1869

Deze periode begint met een teleurstelling. De geplande noord-zuid spoorverbinding gaat aan Tiel voorbij en wordt geprojecteerd van Utrecht, via Culemborg, Geldermalsen en Zaltbommel, naar 's-Hertogenbosch.
De scheepvaartverbindingen worden uitgebreid, onder meer door het oprichten van enige Tielse stoombootondernemingen.
De Waal doet weer van zich spreken en breekt begin 1861 op meerdere plaatsen door de dijken. De toestand bij Tiel is eveneens kritiek, maar de regio blijft voor een ramp gespaard. Als reactie hierop worden grootschalige verbeteringen aangebracht. De monding van de Oude Haven wordt gedicht en langs de Echteldsedijk wordt een nieuwe haven aangelegd.
Een andere vijand slaat in 1866 wederom toe. De cholera eist dat jaar in Tiel 83 slachtoffers.
Verheugend is de bouw van zeventig goede arbeiderswoningen aan de Grotebrugse Grintweg door Mr. O.J.C. Hoogendijk van Domselaar. Over het algemeen is de huisvesting van de minvermogenden slecht, hetgeen een ongunstige invloed heeft op de volksgezondheid. Voor het onderwijs is de bouw van het scholencomplex op Sint-Walburg van belang. Het confessionele onderwijs wordt uitgebreid door de oprichting van een RK-school.
ga naar 1860
-- Kalendarium van Tiel deel X - bladzijde 38 -- [3079]

foto 1870-1
advertentie van N. Verweij, Tiel.
Hoofdlijnen 1870 -1879

De gemeente ageert in deze periode fel tegen de waterstaatkundige inlijving van de stad Tiel bij het polderdistrict Tielerwaard. Het verzet baat echter niet. Een gunstig aspect is de toenemende belangstelling voor het onderwijs, hetgeen blijkt uit de activiteiten van het Schoolverband en Volksonderwijs. Ook het middelbaar onderwijs krijgt veel aandacht. De oprichting van de Tielse HBS en de Burgeravondschool getuigt daarvan. De oude Latijnse School wordt omgezet in een vierjarig pro-gymnasium.
Het gebruik van chemische meststoffen komt ook in de Betuwe van de grond. De afdeling Tiel van de Geldersche Maatschappij van Landbouw laat zich hierbij niet onbetuigd. Het aantal stoombootdiensten neemt toe, maar de concurrentie is groot, waardoor de schepen nogal eens van eigenaar wisselen. Er worden verscheidene pogingen gedaan om de verbinding van Tiel met Amsterdam te verbeteren door het te graven Inundatiekanaal geschikt te maken voor de scheepvaart. Succes blijft echter uit.
Door de slechte toestand van de wegen blijft de diligenceverbinding met het spoorwegstation Geldermalsen een bron van klachten.
Groot is de vreugde wanneer de Tweede Kamer in 1875 besluit tot het aanleggen van de Betuwelijn (Gorinchem - Tiel - Elst), die in 1882 wordt geopend.
ga naar 1870
-- Kalendarium van Tiel deel X - bladzijde 66 -- [3200]

Hoofdlijnen 1880 -1900

In 1880 is de toestand in Tiel nog verre van rooskleurig. Het sterftecijfer is weliswaar dalende, maar de kindersterfte is nog schrikbarend hoog. Van de 193 inwoners die er in dat jaar overlijden zijn er 73 jonger dan een jaar. Het aantal min- en onvermogenden is groot. De overheid laat de zorg van de behoeftigen over aan kerkelijke en particuliere instellingen van liefdadigheid. De huisvesting van de arbeiders laat veel te wensen over en met de hygiëne is het droevig gesteld. Door het censuskiesrecht hebben de arbeiders nog geen invloed op het stadsbestuur.
De regio heeft te lijden van de crisis in de akkerbouw tengevolge van de invoer van goedkoop Amerikaans graan. Door het gemengd karakter van de landbouw zijn de gevolgen in de Betuwe minder desastreus dan in de zuivere akkerbouwgebieden.
De Tielse industrie staat nog op een laag pitje, al zijn er enkele bedrijven met landelijke bekendheid, zoals de fabriek van landbouwwerktuigen van Gijsbert Stout. Tiel is nog niet aangesloten op het landelijk spoorwegnet. De verbinding met station Geldermalsen wordt onderhouden door de diligence-dienst van Van Gend en Loos.

Over de periode 1880-1900 is echter een aantal gunstige ontwikkelingen te melden.
De bevolking neemt toe van 9006 tot 10.726 inwoners. Dit is het gevolg van een flink geboorteoverschot, wat veroorzaakt wordt door een verder dalend sterftecijfer. Een vertrekoverschot tempert de bevolkingsgroei. De aanleg van een waterleidingnet draagt bij tot verbetering van de hygiëne.
De arbeiders beginnen zich te verenigen, zij het in sommige gevallen onder het toeziend oog van hun patroons. Het instellen van ziekenbussen is een voorzichtige aanzet tot sociale zekerheid.
De Maatschappij tot Nut van het Algemeen levert een belangrijke bijdrage aan de verheffing van de arbeidersklasse, onder meer door de oprichting van een ambachtsschool.
In de fruitteelt zien we de vooruitgang door betere voorlichting, met name op het gebied van kunstmatige bemesting.
De werkgelegenheid neemt toe door de vestiging van bedrijven als Daalderop, De Betuwe en Kurz.

Aan de vele nieuwe en vernieuwde winkels is de bloei van de middenstand zichtbaar.
De aanleg van de "Betuwelijn" zorgt voor verdere ontsluiting van de regio en nieuwe technische ontwikkelingen maken een lokaal telefoonnet mogelijk.
ga naar 1880
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 1 -- [3338]

Hoofdlijnen 1900

Volgens de achtste tienjarige volkstelling heeft Tiel op 1 januari 10.788 inwoners, waarvan 5181 mannen en 5607 vrouwen. Het aantal bankinstellingen neemt toe, wat te maken heeft met algemene economische groei en versterking van de regionale centrumpositie van Tiel. De betrokkenheid van de bevolking bij de Boerenoorlog in Zuid-Afrika is groot. In het begin van het jaar heerst er een roodvonkepidemie in Tiel. Er worden ruim honderd mensen door de ziekte getroffen, waarvan er dertien overlijden.
ga naar 1900
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 51 -- [3527]

Hoofdlijnen 1901

De loonstandaard van de arbeiders in de industrie gaat langzaam omhoog. In de landbouw zien we dat een aantal boerenarbeiders zich weet op te werken tot kleine pachter. De pachtprijzen van kleine percelen stijgt en grote landerijen zijn in trek als geldbelegging. De protectie-politiek van onze buurlanden is een spookbeeld voor onze export. De steenfabrikanten hebben te kampen met lage prijzen in verband met stagnatie van de revolutiebouw. De invoering van de leerplicht is vooral merkbaar aan de bezettingsgraad in de hogere klassen.
ga naar 1901
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 56 -- [3550]

Hoofdlijnen 1902

De afhandeling van de in liquidatie verkerende Coöperatieve Vereniging Gelria wordt een slepende kwestie. Door de zachte winter, de toename der nijverheid en de voortdurende bouwactiviteiten is er voldoende werkgelegenheid. Er blijft dringend behoefte aan de verbetering van de waterafvoer uit de grachten en sommige sloten. De toestand vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. De Pomologische Tuin draagt bij tot verbetering van de fruitteelt door de verspreiding van enthout van goede rassen. De verzameling van achthonderd vruchtenvariëteiten is de grootste in ons land.
ga naar 1902
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 60 -- [3570]

Hoofdlijnen 1903

Het is een jaar van politieke tegenstellingen en arbeidsonrust. De spoorwegstaking van eind januari te Amsterdam en omgeving is een succes. De regering dient als reactie hierop een ontwerp-antistakingswet in. (De z.g. Worgwet van Kuyper). Een landelijk comité van verweer wil het aannemen van dit wetsontwerp voorkomen en roept voor begin april een algemene werkstaking uit. Deze staking mislukt en het wetsvoorstel wordt aangenomen. Ook in Tiel is het in deze periode onrustig.
Voor de fruittelers is het een rampjaar, daar door hagel en nachtvorst in de bloesemtijd een groot deel van de oogst verloren gaat. De fruithandel en de fruitverwerkende industrie lijden hier mede onder.
ga naar 1903
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 63 -- [3588]

Hoofdlijnen 1904

Volgens de nieuw ingestelde Gezondheidscommissie is er op het gebied van de volksgezondheid nog veel werk te verzetten. Vooral de huisvesting van de minvermogenden laat veel te wensen over. De fruitteelt en -handel en de landbouw staan in het middelpunt van de belangstelling. De voorbereidingen voor de komst van de lang verwachte T.B.C.-tramlijn zijn in volle gang.
ga naar 1904
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 67 -- [3607]

Hoofdlijnen 1905

De politieke tegenstelling tussen de arbeiders neemt toe, vooral tussen katholieken en socialisten. De aanleg van de trambaan Tiel - Buren - Culemborg neemt zichtbare vormen aan en de verwachtingen zijn hoog gespannen. Het veilingwezen boekt goede vooruitgang.
ga naar 1905
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 71 -- [3619]

Hoofdlijnen 1906

De belangrijkste gebeurtenis is de verbetering van de infrastructuur door de aanleg van de T.B.C.-lijn.
Plannen tot verbetering van de verversing van het water in de stadsgracht beloven de oplossing van de stankoverlast en een aanzienlijke toename van de hygiëne.
De veiling krijgt de beschikking over een eigen gebouw.
ga naar 1906
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 76 -- [3643]

Hoofdlijnen 1907

Het jaar 1907 kan in economisch opzicht beschouwd worden als een crisisjaar. De toestand van de geldmarkt is ongunstig. In de fruitteelt neemt het gebruik van sproeimiddelen toe.
Onder de middenstanders ontstaat beroering omdat de vereniging 'Eigen Hulp' vaste voet krijgt in Tiel en naast de bestaande Coöperatie voor concurrentie zorgt. Het aantal arbeiders dat zich organiseert neemt toe, de onderlinge tegenstellingen verscherpen zich echter.
ga naar 1907
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 80 -- [3664]

Hoofdlijnen 1908

Er komen steeds meer verenigingen die zich inzetten voor de drankbestrijding. Vooral de jeugd wordt in bescherming genomen. Voor dit doel werken de verschillende 'zuilen' zelfs samen in het Gemeentelijke Drankweercomite. Door de Volksbond worden kookcursussen georganiseerd, omdat men van mening is dat goede voeding drankmisbruik tegen gaat. De Tiendwet van 1907 treedt in werking. Het Kroondomein doet de eerste pogingen om de pachters deze verouderde belasting (een tiende van de opbrengst) te laten afkopen. De zelfstandige winkeliers voeren actie door middel van advertenties en ingezonden stukken tegen de middenstanders, die zich hebben aangesloten bij 'Eigen Hulp'.
ga naar 1908
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 85 -- [3688]

Hoofdlijnen 1909

De Rooms-katholieken zetten hun strijd tegen de neutraal georganiseerden voort door een eigen coöperatieve bakkerij en verbruikersvereniging op te richten. Alleen de leden van Sint-Joseph kunnen van deze instellingen gebruik maken. De kleine middenstanders maken moeilijke tijden door in verband met de concurrentie van de filiaalbedrijven en de coöperaties. Het kredietvraagstuk speelt hierbij een belangrijke rol.
Het aantal zangverenigingen neemt opvallend toe; de zanglust blijkt groot in Tiel.
Het blijft rommelen aan het Tielse politieke front, zowel in als tussen de partijen. Voor het eerst stelt een socialist zich kandidaat voor het lidmaatschap van de gemeenteraad.
ga naar 1909
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 91 -- [3713]

Hoofdlijnen 1910

Een nieuwe poging van de Evangelisatiebeweging om in een vacature een rechtzinnig predikant te beroepen blijkt zinloos.
Tiel krijgt er een tweede fruitveiling bij, een afsplitsing van de bestaande veiling T. en O. De concurrenten T. en O. en Septer zullen tientallen jaren naast elkaar bestaan. Er komt een tweede ziekenhuis in Tiel. Protestanten en katholieken uit de stad en regio kunnen nu gescheiden verpleegd worden.

ga naar 1910
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 97 -- [3739]

Hoofdlijnen 1911

De Tielenaren lopen warm voor vliegdemonstraties, ook al blijven hen teleurstellingen niet bespaard. De drankbestrijders bundelen hun krachten en richten zich nu vooral op het drankmisbruik tijdens de kersencampagne. Het onderwijs zit in de lift. De ambachtsschool krijgt een aanzienlijke uitbreiding en aan de openbare school D wordt een driejarige Mulo-afdeling gekoppeld. De regionale positie van Tiel wordt hierdoor verder versterkt.
ga naar 1911
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 102 -- [3762]

Hoofdlijnen 1914 -1918

In het begin van deze periode heerst er grote arbeidsonrust in de metaalindustrie. De staking bij Kurz trekt landelijke aandacht. De internationale ontwikkelingen zorgen voor nog meer onrust.
Een detachement militairen arriveert in Tiel om het Inundatiekanaal te bewaken. Het ziet er aanvankelijk naar uit dat dit kanaal, dat een onderdeel is van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, voor het eerst in zijn geschiedenis gebruikt zal gaan worden. Dit gaat echter niet door. De mobilisatie zorgt voor veel ongemak: huisvaders moeten hun gezin verlaten en veel bedrijven raken een deel van hun personeel kwijt. Boeren hebben problemen met het binnenhalen van de oogst.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog ontstaat er gebrek aan grondstoffen waardoor de productie stagneert. Ook bepaalde voedingsmiddelen worden schaars, waardoor de zwarte handel bloeit. Er wordt een distributiedienst ingesteld. Tiel biedt onderdak aan een flink aantal Belgische vluchtelingen. Geïnterneerde Belgische militairen worden tewerkgesteld bij een plaatselijke mandenmakerij. Het gebruik van elektriciteit doet zijn intrede, maar ondervindt grote hinder van de kolenschaarste. Bij het einde van de oorlog ontstaat ook in Tiel politieke onrust onder invloed van een dreigende revolutie, die echter met een sisser afloopt. De oprichting van de Tielse Burgerwacht is een reactie op deze ontwikkelingen.
De Oranjevereniging houdt een betoging waaraan massaal wordt deelgenomen.
ga naar 1914
-- Kalendarium van Tiel deel XI - bladzijde 117 -- [3832]

Hoofdlijnen 1919

In het eerste jaar na de Eerste Wereldoorlog zijn de gevolgen van de strijd nog merkbaar. Belgische en Franse vluchtelingen keren huiswaarts en het leger wordt voor een groot deel gedemobiliseerd. De distributiedienst draait aanvankelijk nog op volle toeren; er is een tekort aan kolen, waardoor ook gas een schaars product blijft. Als reactie op de revolutie in Rusland en de 'vergissing' van Troelstra worden overal Burgerwachten opgericht. Er worden nieuwe sociale wetten ingevoerd. Voor het in praktijk brengen van deze wetten wordt er ook in Tiel een Raad van Arbeid gevestigd.
Het algemene mannenkiesrecht met evenredige vertegenwoordiging zorgt voor een grote politieke verschuiving in de samenstelling van de Tielse gemeenteraad.
ga naar 1919
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 1 -- [3995]

Hoofdlijnen 1920

Het distributiesysteem is op zijn retour en de aanvoer van grondstoffen is weer normaal, waardoor de Tielse fabrieken volop kunnen gaan draaien. In verband met de slechte na-oorlogse toestand in Centraal-Europa worden ook in Tiel Weense kinderen ondergebracht. Men start met diverse projecten voor volkswoningbouw, zoals het Badhuiscomplex en de Sint-Josephstichting. Het personen- en vrachtverkeer per auto neemt toe.
ga naar 1920
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 7 -- [4023]

Hoofdlijnen 1921

De distributiedienst wordt opgeheven, nadat deze bijna vijf jaar heeft gefunctioneerd. Door de oprichting van de Vrijheidsbond, waarbij drie Tielenaren een belangrijke rol spelen, komt er een eind aan de versnippering van de Liberale partijen. De productie is door de oorlog opgevoerd en de lonen zijn gestegen. Nu de achterstand is ingelopen wordt de vraag naar arbeid kleiner en worden er loonsverlagingen aangekondigd.
ga naar 1921
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 12 -- [4048]

Hoofdlijnen 1922

De economische crisis wordt merkbaar en daardoor worden grote bezuinigingen toegepast. Door de invoering van loonsverlagingen neemt de arbeidsonrust toe, wat leidt tot stakingen. Door invoering van het actief vrouwenkiesrecht gaan in juli voor de eerste maal vrouwen naar de stembus.
ga naar 1922
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 16 -- [4066]

Hoofdlijnen 1923

Er heerst malaise in alle takken van handel en bedrijf.
Door de Franse bezetting van het Ruhrgebied is de handel met Duitsland sterk teruggelopen.
De concurrentie op de binnenlandse markt neemt toe door de daling van de vreemde valuta.
De bedrijven kunnen hun producten moeilijk exporteren.
ga naar 1923
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 21 -- [4090]

Hoofdlijnen 1924

In het algemeen valt enige opleving van de economie te constateren al is de toestand voor de meeste bedrijven nog verre van rooskleurig. Vooral de mandenmakerijen maken moeilijke tijden door. De Belgen kunnen door een lager loonpeil de 'bushels' goedkoper leveren. Bovendien is de vraag verminderd doordat steeds meer hard fruit in kisten wordt verpakt.
De tabaksindustrie ondervindt schade door de vele thuiswerkers die de tabakswetten ontduiken en daardoor goedkoper kunnen produceren. Tevens neemt het verbruik van rookartikelen bij de arbeiders door de lagere lonen af.
Bij de steenfabricage gaat men steeds meer over op het drogen in rekken waardoor men minder afhankelijk wordt van het weer.
ga naar 1924
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 25 -- [4115]

Hoofdlijnen 1925

De toestand van de handel en industrie is zich na een depressie van 1921-1924 aan het herstellen. De koopkracht van het publiek blijft echter nog steeds gering. Een aantal kleine zelfstandige eenmansbedrijfjes in de bouw kan zich niet handhaven wegens gebrek aan voldoende liquide middelen.
ga naar 1925
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 28 -- [4137]

Hoofdlijnen 1926

Op oudejaarsmorgen 1925 breekt het Maaswater door de dijk bij Nederasselt en is de watersnoodramp in Maas en Waal een feit. De gevolgen zijn rampzalig, vooral voor de dorpen in het lager gelegen deel van de polder. Het gemeentebestuur en de inwoners van Tiel bieden zoveel mogelijk hulp. In Tiel worden scholen en lokalen ingeruimd voor de vluchtelingen. In school A bij de Sint-Maartenskerk worden bewoners uit Dreumel ondergebracht. De R.K.-Bewaarschool wordt als hulpziekenhuis ingericht.
De opheffing van de tol aan de Hamsche Brug is een historische gebeurtenis. De onderwijzer-activist G.J. Peters leverde een belangrijke bijdrage om dit doel te bereiken. De grote door de Geldersch-Overijsselsche Maatschappij van Landbouw georganiseerde landbouwtentoonstelling trekt uit het hele land veel belangstelling.
ga naar 1926
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 32 -- [4158]

Hoofdlijnen 1927

Naar het oordeel van de Provinciaal Inspecteur voor de Volksgezondheid Ir. Kuysten, doet de gemeente Tiel te weinig aan het saneren van de krotwoningen. De socialisten noemen het 'de vloek van Tiel'.
Bij de boeren is belangstelling voor verbetering van de fruitteelt en -handel. De beide Tielse veilingen organiseren cursussen voor het sorteren en verpakken van fruit. Door een aantal verenigingen met betrekking tot handel en industrie wordt aangedrongen op verbetering van het Tielse veer.
De bloesemkijkers komen in steeds grotere getale naar Tiel en de regio. De Tielse VVV heeft succes met haar 'Betuwe-promotie'.
De keuze van het tracé voor het Amsterdam-Rijnkanaal komt in een beslissend stadium. De Betuwsche Kanaalvereniging belegt een vergadering in Tiel die wordt bijgewoond door vele hoogwaardigheidsbekleders uit Den Haag en Arnhem.
ga naar 1927
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 38 -- [4195]

Hoofdlijnen 1928

De Tielse industrie lijdt gevoelige verliezen door verplaatsing van de N.V. Tielsche Machinefabriek v/h G. Stout naar Bergen op Zoom en er dreigt een faillissement voor de azijnfabriek N.V. Chemische Fabrieken v/h Vermet en Fuchs.
Er ontstaat beroering binnen het openbaar lager onderwijs als B en W schooldwang willen toepassen om de leerlingen beter te verdelen over de vier scholen. Vooral de armenschool A bij de Sint-Maartenskerk ligt slecht in de markt.
Over de keuze van het traject van het Amsterdam-Rijnkanaal ontstaat veel onzekerheid. Er wordt druk vergaderd in de regio en oud-stadgenoot Jhr. Ir. O.C.A. van Lidth de Jeude, hoofdingenieur bij Rijkswaterstaat, is een veelgevraagd spreker. Hij pleit voor het tracé langs Wijk bij Duurstede naar Tiel.
N.B. Zie ook 28 november 1927.
ga naar 1928
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 44 -- [4222]

Hoofdlijnen 1929

Het jaar kent een zeer koude februarimaand. De strenge vorst brengt veel minvermogenden in de problemen. Burgemeester en wethouders besluiten uit bepaalde brandkranen gratis drinkwater ter beschikking te stellen omdat de waterleidingen in veel arbeidershuisjes bevroren zijn.
De strijd om het traject van het Amsterdam-Rijnkanaal is nog niet ten einde. Plotseling krijgt de regering weer belangstelling voor het tracé door de Geldersche Vallei. Er wordt veel voorlichting gegeven over het gebruik van huishoudelijke elektrische apparaten.
De radio verovert langzaam terrein.
ga naar 1929
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 50 -- [4250]

Hoofdlijnen 1930

De belangstelling voor de film neemt toe, wat onder andere blijkt uit de opening van het nieuwe Luxortheater met 350 zitplaatsen.
De vredesbeweging gaat niet aan Tiel voorbij. Predikanten en ook jongeren getuigen van hun wil tot vrede.
Het nieuwe HBS-gebouw aan de Heiligestraat wordt in gebruik genomen. Opvallend is het ruime sportveld.
ga naar 1930
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 55 -- [4278]

Hoofdlijnen 1931

De invloeden van de crisis worden merkbaar. De regering neemt maatregelen die de symptomen proberen weg te nemen. Het gemeentebestuur neemt de crisismaatregelen over.
Na jarenlange beraadslagingen is nu eindelijk het besluit gevallen dat het Amsterdam-Rijnkanaal via Wijk bij Duurstede loopt en bij Tiel in de Waal uitmondt.
ga naar 1931
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 60 -- [4303]

Hoofdlijnen 1932

De crisis neemt ernstige vormen aan. Het aantal werklozen stijgt snel. Het door burgers gevormde comité 'De Opbouw' probeert het leed enigszins te verzachten. Het in gebruik nemen van het openbaar slachthuis is een grote vooruitgang.
Het in werking stellen van de riolering in de binnenstad betekent eveneens een grote verbetering. Dat men het rioolwater via een persleiding vrijwel ongezuiverd op de Waal loost wordt dan nog heel gewoon gevonden. Voor de infrastructuur is de opening van de brug over de stadsgracht van belang.
ga naar 1932
-- Kalendarium van Tiel deel XII - bladzijde 65 -- [4329]

Hoofdlijnen 1939 (vanaf 30 juli)

Aan het einde van het Interbellum neemt de dreiging aan onze oostgrens toe. Hoewel ook Nederland denkt en hoopt dat de Duitse agressie tijdig met vreedzame middelen kan worden ingedamd, worden er toch voorbereidingen getroffen om 's lands weerbaarheid te vergroten en met name de voedselvoorziening te garanderen.
In augustus 1939 worden de voor-mobilisatie en (kort daarna) de algehele mobilisatie van leger en vloot afgekondigd. De bescherming van de bevolking wordt gestructureerd waarbij het accent op de Luchtbeschermingsdienst ligt. Het distributieapparaat krijgt vorm, een hamsterbeschikking wordt van kracht en er worden beperkingen opgelegd aan het verbruik van brandstof voor voertuigen.
ga naar 1939
-- Kalendarium van Tiel deel XIII - bladzijde 1 -- [4538]

Hoofdlijnen 1941

De gevolgen van de Duitse bezetting worden steeds duidelijker merkbaar. Een groot aantal verordeningen treft ook Tiel en vernedert met name het Joodse deel van de bevolking.
Het schaarser worden van voedsel, brandstof en kleding noodzaakt tot verdere rantsoenering van deze goederen. De distributiedienst groeit letterlijk tegen de verdrukking in. Door materiaalgebrek stagneert de bouw, de woningbouw komt tot stilstand.
Het verzet breidt zich uit, de illegaliteit organiseert zich in meerdere vormen. De nadruk ligt daarbij op het verzamelen van wapens en munitie, bedoeld om te gelegener tijd de vijand aan te vallen. De Tielenaar G.J. Laagwater speelt daarin een hoofdrol. Begin 1941 beschikt men op papier over een leger van driehonderd bewapende mensen. Tot districtscommandant wordt het Varikse schoolhoofd A. Hebly benoemd, die door verraad in augustus wordt gearresteerd en vervolgens gefusilleerd. Ook Laagwater en anderen worden opgepakt, maar zij worden later vrijgelaten. Onder de toenemende dreiging besluiten zij echter onder te duiken. Het wachten is op richtlijnen uit Londen.
ga naar 1941
-- Kalendarium van Tiel deel XIII - bladzijde 24 -- [4687]

Hoofdlijnen 1942

De oorlog legt een steeds grotere druk op de schouders van de bevolking. Voedselvoorziening en volksgezondheid worden bedreigd. De oprichting van een centrale keuken, verstrekking van vitaminetabletten en hygiënische maatregelen vormen een beperkt antwoord op deze dreiging. Erger is de toenemende haat die de bezetter ten opzichte van de joden ten toon spreidt. Naast de talloze vernederende verordeningen is er nu ook de angst voor deportatie. Door moedig optreden van onder meer de commissaris van politie ontkomen de meeste Tielse joden in november aan de eerste arrestatiegolf.
Het verzet lijdt in augustus zware verliezen als bij een inval tijdens een bijeenkomst van de Orde Dienst een aantal plaatselijke kopstukken gevangen wordt genomen. De vakbonden worden opgeheven, hun leden dienen zich aan te melden bij het Nederlandsch Arbeidsfront. Middenstandsorganisaties worden vervangen door het Duitse stelsel van vakgroepen.
Evacués uit de westelijke provincies vinden in Tiel een tijdelijk onderdak. Het Duitse leger vordert verscheidene gebouwen, ook scholen ontkomen niet. Toch zijn er voor het onderwijs enkele lichtpunten; de eerste stappen worden gezet om tot de oprichting van scholen voor buitengewoon lager onderwijs en voortgezet lager onderwijs te komen.
ga naar 1942
-- Kalendarium van Tiel deel XIII - bladzijde 35 -- [4736]

Hoofdlijnen 1943-17 september 1944

In toenemende mate ondervindt Tiel de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog.
De deportatie van de joden kan niet worden voorkomen. Daarnaast treffen hen steeds meer grievende maatregelen. Verzetsacties bewijzen dat de bevolking zich niet zonder meer gewonnen geeft. Helaas eisen deze acties dikwijls slachtoffers.
De 'Arbeitseinsatz' wordt voorbereid. Pogingen tot het ontduiken daarvan hebben wisselend succes. Het geven van onderwijs wordt moeilijker en tenslotte stopgezet. De woningbouw stagneert door materiaalschaarste. Op een aantal gebieden van het maatschappelijk leven heersen minder 'kommer en kwel'. Maar over het algemeen wordt deze periode van de Tielse geschiedenis gekenmerkt door zorg voor de primaire levensbehoeften en angst voor het behouden van lijf en goed.
ga naar 1943
-- Kalendarium van Tiel deel XIII - bladzijde 50 -- [4806]

Hoofdlijnen 1944 (sept)-1945 (mei)

De geallieerde troepen staan begin september aan de Nederlandse grens. Op 5 september verspreidt zich het gerucht dat zij bezig zijn het Nederlandse grondgebied te bevrijden. Duitsers en 'foute' Nederlanders raken in paniek en vluchten naar het oosten.
Ook in Tiel nemen NSB'ers op deze 'dolle dinsdag' de benen richting Duitsland. De bevolking heeft te vroeg gejuicht: de Duitse troepen hergroeperen zich en beginnen stellingen te bouwen in en langs de dijken.
Op 17 september begint de operatie Market Garden. De geallieerden rukken op vanuit het zuiden en bezetten Maas en Waal.
Er breekt een zeer moeilijke tijd aan voor de Betuwse bevolking. Vooral Tiel krijgt zwaar te lijden onder de beschietingen door de Engelsen vanuit Maas en Waal. In deze periode heeft de EHBO onder leiding van dokter J.P. Asjes bijzonder veel hulp geboden aan de bevolking. De transportcolonne onder leiding van de heer A.Th.M. Velders heeft onder gevaarlijke omstandigheden veel goed werk verricht.
Al in september moeten de eerste inwoners hun huizen verlaten. Geruchten doen de ronde dat de hele stad moet worden geëvacueerd. Vooral deze onzekerheid is een kwelling voor de Tielenaren.
De Duitsers oefenen een grote terreur uit door huizen te plunderen, burgers te gijzelen en ze te fusilleren. Tot overmaat van ramp is het een strenge winter en dreigt er gevaar door de hoge waterstand in de Waal. In januari moet de hele bevolking worden geëvacueerd. Een groot deel brengt de laatste maanden van de oorlog in Friesland door. Bij hun terugkomst na de capitulatie ligt Tiel in puin.
ga naar 1944
-- Kalendarium van Tiel deel XIV - bladzijde 1 -- [4922]

foto 1945-6
De Hoogeindsestraat, richting Veemarkt. Op de achtergrond het voormalige hotel Telkamp. Foto: G.W.Bouwhuis, Tiel.
Hoofdlijnen 1945 (vanaf mei)

Bij besluit van het Provinciaal Militair Gezag is Tiel tot evacuatiegebied verklaard. Het gevolg hiervan is dat niemand zonder verblijfsvergunning Tiel mag betreden. Alleen zij die volstrekt noodzakelijk zijn voor de wederopbouw komen voor een dergelijke vergunning in aanmerking. Het verblijf in Tiel is niet zonder risico, want overal liggen explosieven en sommige huizen staan op instorten. De straten in de binnenstad zijn onbegaanbaar door het puin.

De Tielenaren die nog elders verblijven, moeten op het ergste voorbereid zijn. Vele huizen zijn onherstelbaar verwoest en veel huisraad is vernield of door plundering verdwenen. De gemeentepolitie is al snel ingezet en uitgebreid met een speciaal hulp-politiecorps.
Een van de grote problemen is het gebrek aan drinkwater. Al op 7 mei krijgt aannemer Th.A. Beutener opdracht om de watervoorziening op gang te brengen. De watertoren is echter verwoest en de kelder met de elektrische pompen staat onder water.

De Binnenlandse Strijdkrachten stellen veertig arbeiders ter beschikking. Het zijn mannen die voor de Duitsers gewerkt hebben. Door grote inspanning gelukt het met steun van de PGEM en enige technici van de Waterleidingmaatschappij in zestien (!) dagen op beperkte schaal water te leveren. Intussen is ook de zuiveringsactie op gang gekomen. Een speciale commissie, die zitting heeft in Walstede aan de Konijnenwal, onderzoekt de antecedenten van de Duitse soldaten die op 7 mei waren ontwapend, alvorens zij worden afgevoerd. Een aantal Nederlandse SS'ers wordt gevangen gezet en wacht een berechting.
ga naar 1945
-- Kalendarium van Tiel deel XIV - bladzijde 19 -- [5049]

foto 1946-1
Luchtfoto van Tiel uit 1946.
Foto KLM Aerocarto.
Hoofdlijnen 1946

In het begin van het jaar is het puin in de binnenstad nagenoeg opgeruimd. De fundamenten van de verwoeste panden zijn nog aanwezig. Grote open vlakten maken duidelijk hoe zwaar Tiel door de beschietingen is getroffen. De verdeling van de beschikbare woonruimte is een groot probleem. Ook de middenstanders zitten her en der verspreid in te krappe behuizingen. De herstelwerkzaamheden vorderen traag door gebrek aan bouwmaterialen. Voor het eerst na de oorlog krijgt Tiel weer een democratisch gekozen stadsbestuur. De PvdA claimt op grond van de uiterst krappe meerderheid de beide wethouderszetels, hetgeen kwaad bloed zet bij de andere partijen. Er wordt een CPN'er in de raad gekozen. De berechting van 'foute' Nederlanders uit Tiel en de regio wordt opgedragen aan een tribunaal dat zitting houdt in het Gerechtsgebouw.
ga naar 1946
-- Kalendarium van Tiel deel XIV - bladzijde 27 -- [5129]

Hoofdlijnen 1947

De wederopbouw verloopt te traag. De extra steun die getroffen gebieden ontvangen vanuit Den Haag, is onvoldoende. Het gemeentebestuur is daarover ontevreden. Het woningtekort blijft een van de grootste problemen. Er staan nog ruim vierhonderd gezinshoofden ingeschreven als woningzoekenden. B en W worden bij de uitvoering van de Woningruimtewet (1947) terzijde gestaan door de vorig jaar ingestelde woningadviescommissie. Deze instantie bemiddelt 54 keer bij het totstandkomen van inwoning. Daarnaast kan in 73 gevallen inwoning worden geregeld door bereidverklaring van de hoofdbewoner. Er heerst ook in Tiel grote bezorgdheid over de toestand in Nederlands-Indië, waar 120 Tielse jongens onder de wapens zijn.
ga naar 1947
-- Kalendarium van Tiel deel XIV - bladzijde 31 -- [5148]

foto 1948-1
De Lijsterbesstraat op de Lok. De trottoirs zijn nog niet betegeld (collectie Smit/Kers).
Hoofdlijnen 1948

De bouwaktiviteiten verlopen dit jaar voorspoediger dan voorheen. Het plan 'Hogestraat' (de Bevrijdingsbuurt) komt gereed en op de Lok wordt volop gebouwd. Het oorlogsherstel vindt goede voortgang. Daardoor kunnen 163 gezinnen van inwoning worden ontlast. Aan het eind van dit jaar zijn nog 151 gezinnen inwonend.
Nadat de Sint-Caeciliakapel is gerestaureerd, krijgt de Hervormde gemeente weer een eigen kerkgebouw.
De afschaffing van de distributie geeft de middenstand nieuwe mogelijkheden. Het Herbouwplan verkeert in een vergevorderd stadium. Het uitbreidingsplan loopt vertraging op door moeilijkheden van interlokale aard. Dit plan is van belang voor de aanleg van een industrieterrein.
Het gebruik van de gierpont wordt steeds problematischer gezien het toenemende scheepvaartverkeer. Vooral de slepen zorgen voor veel vertraging. Het Tielse veer is het drukst van Gelderland. De roep om het veer te bedienen met vrijvarende ponten wordt luider.
ga naar 1948
-- Kalendarium van Tiel deel XIV - bladzijde 34 -- [5164]

foto 1949-2
De Tielse binnenstad bewaart nog vele herinneringen aan de wederopbouw.
Hoofdlijnen 1949

Dit jaar mag voor Tiel een goed en belangrijk jaar worden genoemd. Herbouwde zaken kunnen hun deuren openen en de woningbouw vordert gestaag. Er komen 89 nieuwe woningen bij en aan woningverbetering wordt veel aandacht besteed. Het aangepaste Herbouwplan voor de binnenstad wordt aangenomen. De Herverkavelingscommissie is druk bezig om met de betrokkenen tot overeenstemming te komen. De los- en laadkade wordt in gebruik genomen. Sinds enige jaren is er weer een - zij het geringe - werkloosheid. Aan het eind van het jaar staan 44 werkzoekenden ingeschreven.
ga naar 1949
-- Kalendarium van Tiel deel XIV - bladzijde 37 -- [5175]

Hoofdlijnen 1950 -1959

Deze periode staat volledig in het teken van de nasleep van de oorlog.
Ter herinnering aan de omgekomen joodse medeburgers wordt een monument onthuld op de Israëlitische begraafplaats. Aan de Oude Haven wordt een oorlogsgedenkteken geplaatst.
De wederopbouw is in volle gang. In de zwaar beschadigde binnenstad worden per jaar tientallen woningen en winkels in gebruik genomen waarvan er in dit hoofdstuk slechts enkele worden genoemd.
De Waterstraat wordt aan het begin en het einde verbreed, dit was mogelijk doordat de huizen daar totaal verwoest waren. Een opvallend gebeuren is de doorbraak van de Westluidensestraat naar de Markt (Groenmarkt). Dit betekent een ingreep in het eeuwenoude Tielse stratenpatroon. Voor vele Tielenaren zijn de restauratie van de Sint-Maartenskerk en de herbouw van de toren het symbool van herrijzend Tiel.
Buiten de grachten worden nieuwe wijken aangelegd zoals op de Lok waar de Bomenbuurt ontstaat. Er wordt ook druk gebouwd op het Ooy. In Tiel-West wordt een begin gemaakt met flatbouw, een woonvorm die voorlopig niet meer weg te denken is uit de stadsontwikkeling. In de Bloemenbuurt komen de eerste bejaardenwoningen. Ook op onderwijsgebied heerst grote bouwbedrijvigheid, zowel voor het lager als voor het beroepsonderwijs. Sinds de invoering van de Wet op het Kleuteronderwijs in 1955 neemt het aantal kleuterscholen toe.
De industrie bloeit op. Er is behoefte aan nieuw industrieterrein. Dit wordt aangelegd op de Kellen en is gunstig gelegen aan het recent geopende Amsterdam-Rijnkanaal en de in aanleg zijnde Rijksweg 15.
Door de annexatie van Drumpt wordt het grondgebied van Tiel aanzienlijk uitgebreid.
ga naar 1950
-- Kalendarium van Tiel deel XV - bladzijde 1 -- [5194]

Hoofdlijnen 1960 -1964

Er verandert veel in deze periode.
De bouwactiviteiten in Tiel-Oost naderen hun voltooiing met de bouw van twee scholen voor bijzonder onderwijs. Na het vaststellen van de bestemmingsplannen Tiel-West I en II breidt Tiel zich de komende jaren uit in westelijke richting. Het is globaal genomen het gebied tussen het Inundatiekanaal en de spoorlijn Tiel - Geldermalsen. De Ambonnezen kunnen hun woonoorden verruilen voor huizen in deze nieuwe wijk.
De infrastructuur wordt aanzienlijk verbeterd door het in gebruik nemen van een deel van rijksweg 15. Tiel is nu via 'knooppunt' Deil aangesloten op het landelijk net van autosnelwegen.
De verbinding met Maas en Waal wordt verbeterd door het in de vaart brengen van een grote snelle vrij-varende pont. Op het industrieterrein Keilen vestigen zich de eerste industriële ondernemingen waarvan glasfabriek De Maas de belangrijkste is.
Door de toename van de werkgelegenheid ontstaat een tekort aan arbeidskrachten, waardoor het nodig is buitenlandse 'gastarbeiders' aan te trekken. De meesten zijn van Turkse afkomst.
Het overschakelen op aardgas betekent het einde van de meer dan een eeuw oude Tielse gasfabriek. Op verschillende terreinen komt intergemeentelijke samenwerking tot stand, zoals op het gebied van onderwijs, sociale voorzieningen en het archiefwezen.
ga naar 1960
-- Kalendarium van Tiel deel XV - bladzijde 24 -- [5290]

Hoofdlijnen 1965 -1969

Er worden in deze periode vele nieuwe projecten gerealiseerd:
De ziekenhuisaccomodatie wordt aanzienlijk uitgebreid en het oude Bethesda-ziekenhuis wordt verbouwd tot verpleeghuis.
De bouw van Gasthuislinge is een aanwinst voor de bejaardenzorg.
In Tiel-Oost wordt een nieuw kerkgebouw in gebruik genomen door de Dominicusparochie. De Lutherse gemeente krijgt de beschikking over de Sint-Caeciliakapel.
Op onderwijsgebied is de bouw van een nieuwe ULO en LTS van belang voor Tiel en de regio.
Door de ingebruikneming van het nieuwe zwembadcomplex gaat een lang gekoesterde wens in vervulling.
De Agnietenhof vervangt het in de oorlog verloren gegane Spaarbankgebouw.
De infrastructuur wordt verbeterd door de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal en de openstelling van de provinciale weg naar Buren.
Er wordt een tweede vrij-varende pont in de vaart gebracht, wat van belang is voor de verbinding met Maas en Waal.
In verband met de groei van Tiel wordt het dagelijks bestuur uitgebreid met twee wethouders, zodat het college nu bestaat uit de burgemeester en vier wethouders.
ga naar 1965
-- Kalendarium van Tiel deel XV - bladzijde 35 -- [5351]

Hoofdlijnen 1970-1979

Door de gemeentelijke herindeling per 1 januari 1978 worden Zennewijnen, Wadenoijen en een deel van Kapel-Avezaath bij Tiel gevoegd. In feite is deze gebiedsuitbreiding op een teleurstelling uitgelopen. In de oorspronkelijke plannen van de regering zouden er in de West-Betuwe drie grote gemeenten worden gevormd: Tiel, Geldermalsen en Culemborg. De Tweede Kamer beslist echter dat er vijf gemeenten komen. Buren en Neerijnen worden toegevoegd, waardoor de uitbreiding van Tiel beperkt blijft. In 1970 start Tiel met 21.789 inwoners. Dit aantal neemt in tien jaar met 32,7% toe tot 28.921. De oorzaken zijn een normaal geboorteoverschot en een fors vestigingsoverschot. Het laatste heeft te maken met een toename van het aantal woningen met 2960. Ook grenscorrecties (2061) en een stijging van het aantal allochtonen (van 450 naar 1.400) droegen bij tot de bevolkingsgroei.
Met de werkgelegenheid gaat het bergafwaarts. In het gebied van het Gewestelijk Arbeidsbureau Tiel bedraagt in 1979 het aantal werkloze mannen 4,1%, hetgeen nagenoeg overeenkomt met het landelijk gemiddelde. Met 11,3% ligt het aantal vrouwelijke werklozen echter ver boven het landelijk gemiddelde.
Nieuw voor Tiel zijn de activiteiten van krakers en de drugsproblemen. Het nog maar kort bestaande jongerencentrum De Spil wordt om de laatste reden gesloten. Een dreigende sluiting van de Sint-Maartenskerk kan worden voorkomen, dit heeft echter wel tot gevolg dat Eben Haëzer en Ons Huis verkocht worden en plaats maken voor woningbouw.
Het nieuwe regionale woonwagenkamp in Passewaay zorgt al spoedig voor problemen. Rellen en vernielingen hebben tot gevolg dat het kamp wordt opgeheven. De bewoners worden verspreid over een aantal kleinere kampen. Er zijn ook gunstige ontwikkelingen te melden zoals de bouw van het verpleeghuis (Nieuw) Vrijthof, verzorgingshuis Westlede en de renovatie van verzorgingstehuis Walstede. De sporthal Westroijen en de Betuwe-sporthal worden in gebruik genomen.
Op het industrieterrein Kellen vestigt zich een groot aantal bedrijven.
Rijksweg A15 wordt verlengd in oostelijke richting en het Amsterdam-Rijnkanaal wordt verbreed. Na de openstelling van de Prins Willem Alexanderbrug wordt de grote veerpont Tiel-Wamel vervangen door een kleine pont voor voetgangers en fietsers.

Op onderwijsgebied voltrekt zich de overdracht van het eeuwenoude Stedelijk Gymnasium aan het Rijk, de fusie met de Rijksscholengemeenschap is het gevolg. In de nieuwbouwwijk Westroijen vinden de kleuter- en lagere scholen van de drie zuilen onderdak in een nieuw complex basisscholen. De oprichting van een MTS-Meao en de bouw van een nieuwe school voor middelbaar agrarisch onderwijs versterken de centrumfunctie van Tiel. Ook de muziekschool is een aanwinst.
Op milieugebied zorgen de problemen met Verdugt voor veel opschudding. Positief voor het milieu is de oprichting van het Zuiveringsschap Rivierenland. Het recent geopende theater Agnietenhof trekt veel bezoekers. De concerten voor kamermuziek worden na 33 jaar beëindigd.
Het aanzien van Tiel als winkelstad wordt verbeterd door de aanleg van de promenade. Een aantal verpauperde locaties zal het stadsbeeld echter nog jaren ongunstig beïnvloeden. De herbouw van de Waterpoort naast de gerestaureerde Groote Sociëteit wordt ervaren als de bekroning van de wederopbouw in Tiel.
ga naar 1970
-- Kalendarium van Tiel deel XVI - bladzijde 1 -- [5422]

Hoofdlijnen 1980 -1989

In deze periode vinden twee burgemeesterswisselingen plaats. Burgemeester drs. K.F. Broekens vertrekt in 1981 naar Gouda en zijn opvolger, mr. J.J.H. Pop, in 1988 naar Alkmaar. In 1989 wordt drs. E.J. van Tellingen burgemeester van Tiel. De elektronische stemmachines doen hun intrede. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1982 en 1986 zijn de verschuivingen minimaal. De vorming van een nieuw college verloopt in 1986 niet zoals verwacht. PvdA en CDA verdelen de vier wethoudersposten, de VVD wordt buitenspel gezet. Bij de gemeentepolitie ontstaan interne problemen. Deze leiden ertoe dat achtereenvolgens twee korpschefs hun functie neerleggen.
De bevolking neemt in de beginjaren slechts langzaam toe. Dit wordt veroorzaakt door een gering en zelfs negatief vestigingsoverschot. Mede door de voortschrijdende woningbouw stijgt het inwonertal na 1984. In dat jaar wordt het getal 30.000 bereikt.
In plan Drumpt wordt veel gebouwd en ook in Rauwenhof komt de woningbouw op gang. Met de verwerving van grond voor de nieuwbouwwijk Passewaay wordt een begin gemaakt.

De werkgelegenheid nadert in 1984 een dieptepunt. De metaalwarenfabrieken Kurz, Metawa en Rio worden gesloten. Daalderop BV krimpt in, maar kan dankzij de productie van boilers voortbestaan.
Als Unilever conservenfabriek De Betuwe aan Hero verkoopt, dreigt een nieuwe ramp. Het gemeentebestuur doet tevergeefs verwoede pogingen om dit bedrijf voor Tiel te behouden. Ook het verdwijnen van de Veiling T. en O. betekent een verlies voor de stad.
Daar tegenover staan nieuwe vestigingen op het bedrijventerrein Keilen. Er wordt ook reeds gesproken over annexatie van Medel, dit uitbreidingsplan stuit echter op veel weerstand.
Op het gebied van onderwijs voltrekt zich een aantal veranderingen. Oude schoolgebouwen aan de Binnenweg(l884) en de Achterweg (1904) worden gesloopt. Ook de Finse school (1949) aan de Esdoornstraat ondergaat dit lot. Maar er worden ook nieuwe gebouwd zoals de Zevensprong aan de Bakkerstraat, de Adamshof aan de Brugstraat en het scholencomplex voor de drie zuilen op Rauwenhof. Het speciaal onderwijs krijgt de beschikking over de Driestromenschool aan de W.J. Bladergroenstraat. Voor individueel technisch onderwijs (ITO) wordt nieuwbouw gepleegd op het terrein van de LTS. Als nieuweling doet de Vrije School aan de Priorlaan haar intrede in Tiel. Het nieuwe sportpark in Rauwenhof is een aanwinst. Tiel wordt ook een sportevenement rijker, de Profronde. In de beginjaren worden veel prominente renners gecontracteerd, de belangstelling is groot. Toch is dit evenement geen lang leven beschoren.
ga naar 1980
-- Kalendarium van Tiel deel XVII - bladzijde 1 -- [5754]

foto 1990-1
Tiel omstreeks 1 februari 1995.
Foto Jan Bouwhuis
Hoofdlijnen 1990-1995

De verkiezingen voor de gemeenteraad van 1990 geven nog een vrij normaal beeld, maar in 1994 vindt een grote verandering plaats in het kiesgedrag. De PvdA en het CDA zijn de verliezers, de VVD en vooral D66 boeken winst. Op bestuurlijk gebied heerst onrust. De reorganisatie van de gemeentesecretarie is per 1 januari 1992 voltooid. De benoeming van de sectorhoofden verloopt niet zonder strubbelingen. De nieuwe gemeentesecretaris A. van Dam, die J. Koops opvolgde, blijkt niet tegen de problemen opgewassen. De affaire Kellen-West heeft tot gevolg dat in 1991 twee raadsleden opstappen, een unieke gebeurtenis in de Tielse bestuurlijke geschiedenis.
De installatie van de Klankbordgroep voor de Binnenstad is in principe een goede poging om de burgerij bij nieuwe plannen te betrekken.
Veel opschudding veroorzaakt de startnotitie van de Nederlandse Spoorwegen over de aanleg van de Betuweroute, die voor een deel over Tiels grondgebied is gepland.
Het bedrijventerrein Keilen begint vol te raken, uitbreiding van de werkgelegenheid is het positieve gevolg. De verhuizing van de jamproductie naar Breda is voor vele Tielenaren moeilijk te verteren.
Ook de laatste veiling verlaat Tiel. In de voormalige veilinghallen trekt later Jomanda met haar healings duizenden bezoekers.

De belangrijkste en meest ingrijpende gebeurtenis in deze periode is de algehele evacuatie tengevolge de hoge waterstand van de Waal. Voor vele oudere Tielenaren is het de derde keer dat zij hun stad gedwongen verlaten. Door deze bijna-ramp wordt de vertraagde dijkverzwaring nu echter met grote voortvarendheid aangepakt.
ga naar 1990
-- Kalendarium van Tiel deel XVIII - bladzijde 1 -- [6010]

foto 1996-1
Start van de dijkverzwaring.
Foto Jan Bouwhuis.
Hoofdlijnen 1996-2000

De dijkverzwaring is in volle gang. Wat jaren op zich liet wachten wordt nu door het aannemen van de Deltawet Grote Rivieren met spoed tot stand gebracht. Voor de stadsmuur brengt men een stalen damwand aan, door een betonnen afdekplaat met de muur verbonden. De coupures worden versterkt en bij Bellevue wordt een derde coupure aangelegd. Via deze coupure krijgt het verkeer op de Nieuwe Tielseweg aansluiting op een nieuw stuk Waalstraat, dat wordt aangelegd in het Paardenwater.

De ambtelijke rust is nog niet hersteld. Weer wordt een nieuwe gemeentesecretaris aangesteld in de persoon van A. Huybrechts. Er wordt hard gewerkt aan het verbeteren van de situatie. Het nieuwe stadhuis is inmiddels in gebruik genomen.
De verkiezingen van 1998 betekenen voor D66 een dramatisch verlies, de Socialistische Partij (SP) komt als nieuwe partij met twee zetels in de raad. Bij de installatie blijkt een van de SP-leden over te lopen naar Groen Links; in 1999 treedt ook het tweede lid uit de fractie en gaat op persoonlijke titel verder. Een slechtere start is nauwelijks denkbaar.

In de nieuwbouwwijk Passewaay wordt flink gebouwd. De eerste permanente schoolgebouwen worden in gebruik genomen en het winkelcentrum wordt geopend. Een tweede ontsluitingsweg is nog steeds niet gerealiseerd en het afsluiten van de sluiproute via Wadenoijen met een bussluis stuit op weerstand bij de Passewaayers.
Ook in de stad vinden volop bouwactiviteiten plaats zoals het Koornmarktproject en het Tolhuiscomplex. De bebouwing op het voormalige Betuweterrein verkeert in een gevorderd stadium. Voor de bouw van flats met uitzicht op de Waal bestaat grote belangstelling. De woningbouw op de terreinen van de vroegere metaalwarenfabrieken wordt ernstig belemmerd door de bodemvervuiling. De sanering van het Rio-terrein is in volle gang.
Voor de ontwikkeling van de industrie is het industrieschap Medel opgericht. Het is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Echteld en Tiel. Tiel heeft echter te kennen gegeven dat het Medel wil annexeren. De archeologie beleeft in deze periode hoogtijdagen. Oude kades van Tiel - de opvolger van Dorestad - worden blootgelegd en de opgravingen van een Bataafse nederzetting en grafvelden in Passewaay trekken landelijk de aandacht.
ga naar 1996
-- Kalendarium van Tiel deel XIX - bladzijde 1 -- [6233]

kies jaartal